Sainte Ursule
Toneelspel
Jacob Dekker
Toneelspel
Jacob Dekker
Sainte Ursule
27-07-2014 – 03-08-2014
Ursula palmt Attila de Hun in, en hoewel ze aanvankelijk het martelaarschap zocht, ziet ze toch meer in een huwelijk met deze interessante man.
Sainte Ursule
Toneelspel, vrij naar De Gouden Legende, of De levens van de Heiligen van Christus' Kerk, door Jacob van Voragine
Jacob Dekker
Personen:
Ursula, meisje
Attila de Hun
Kubellai, knecht van Attila de Hun
Koor van vrouwen in de Verklaarde Tuin
Prologus, de metgezellinnen van Ursula
De Heilige Maagd Maria
Twee plaatsen van Handeling:
deze zijde van de wakende wereld, de Rijn en het kamp van Attila de Hun voor Keulen
gene zijde van de wakende wereld:
de Verklaarde Tuin, waar de Heilige Maagd Maria en de Prologus zetelen in het gras
1e scène
Prologus, Ursula.
Allen: (een enorm gejuich, alsof er in een belangrijke wedstrijd een beslissend doelpunt is gescoord. Eerst chaotisch en door elkaar, dan gedempter gehos en gejoel)
HOI HOI HOI!
Ursula Een juichtoon dav're langs de velden!
2e scène
Attila de Hun, Kubellai.
Attila Wat is dat voor een herrie?
Kubellai Het komt van de rivier, meneer.
Attila Laat eens kijken.
Kubellai Het is een schuitje, meneer, en het zeilt zo te zien stroomopwaarts en tegen de wind.
Attila Geen roeiers?
Kubellai Geen spaan in het water.
Attila Kijk, ze zwaaien. Zwaaien ze nou naar ons?
Kubellai Verwachten we soms versterkingen?
Attila Niet van die kant.
Kubellai Allemachtig, het zijn wijven. Ze verdringen zich niet voor niets op de voorplecht.
Attila Als dit een ontzettingsmacht is, dan is dit nieuw voor me.
Kubellai U vreest voor een kog vol wijven?
Attila Sinds we in christenland zijn gebeuren er de vreemdste dingen.
Kubellai Dat is waar, we moeten overal op verdacht zijn.
Attila Het zijn geen wijven, het zijn jonge meisjes.
Kubellai Blondjes, nordische types, en goed gebouwd, vast Germaanse mokkels.
Attila Eerder Engelse, die truttige kleertjes in aanmerking genomen.
Kubellai Ze zijn in ieder geval blij ons te zien.
Attila Dit is echt helemaal nieuw voor me.
Kubellai Zal ik ze gevangen nemen en ondervragen, meneer?
Attila Een kog dat tegen de wind stroomopwaarts zeilt met trutjes aan boord, ze gevangen nemen?
Kubellai Ja. Voordat ze wat doen.
Attila Het is mijn eer te na.
Kubellai Het is zekerheid voor alles.
De muren van Keulen kijken ons hierbij dreigend in de rug.
Attila Wat, Keulen? Ik zou het bij deze aanblik vergeten.
Nee, gevangen nemen is waarschijnlijk hun bedoeling.
Help ze aan wal.
Behandel ze als prinsesjes, zelfs als het Engelse meiden zijn, voer ze, en breng ze bij mij.
3e scène
Koor.
Koor Zij konden de boeg niet keren, nee, en de steven niet wenden; de stroom was te sterk en de wind te hevig, zij worden bij Keulen aan land gedreven.
Oh arm, arm Keulen, toneel van strijd en verschrikking, haar wallen afgestreden en brokkelig als een oud gebit, smokend van het ontstoken vuur, met brede bressen geslagen door het geschut.
Het geschut dat davert en raast rondom het ingesnoerde Keulen en de stad spartelt in de muil van de wolf Attila de Hun.
De gesel Gods in het aardse tranendal , bezielt van moordlust en anti-papisme, die de stad en het Westen met de grond gelijk wil maken.
En God stuurt Zijn Maagd met haar vriendinnetjes regelrecht in zijn armen!
De wind blaast ze naar hem toe.
De stroom duwt ze voort in zijn richting.
En zie de Keulenaren wenen traan op traan, en hoor de Keulenaren jammeren steun op steun.
En zie de meiskes dansen en hoor de meiskes juichen.
Wat kan hiervan komen?
4e scène
Prologus.
Prologus Wij zijn met Ursula, onze heilige vrouwe, gloeiend van verlangen naar het martelaarschap en bevend van verlangen ons te voegen bij de heilige vrouwen in de Verklaarde Tuin.
Daarom dansen wij vrolijk en zingen wij blij.
De stroom in gestage samenwerking met de wind drijft ons naar gindse oever.
Daar staan enge meneren met zwaarden en machinegeweren klaar om ons met open armen te ontvangen, niet wetende wiens werktuig zij zijn.
Wij zijn uit Engeland gevlucht voor het huwelijk, daar de vruchten van Venus ons niet kunnen bekoren, wij kuis willen leven en jong willen sterven.
Daarom gingen wij op pelgrimstocht naar Rome, en zagen de paus, opvolger van Petrus, in heerlijkheid op zijn troon.
Hij zei:
'Gaat henen, schone maagdekens, en nog vóór u in Engeland bent aangeland zult u naar huis gaan.'
5e scène
Kubellai, Ursula, Prologus.
Kubellai Mejuffrouw, neemt u mijn hand, en laat mij u aan wal tillen.
Ursula Heb dank, meneer.
Met wie heb ik het genoegen?
Kubellai Kubellai, om u te dienen, namens mijn heer, Attila de Hun.
Ursula Attila de Hun!
Ik verheug mij er al enige tijd op die vermaarde man te mogen ontmoeten.
Kubellai Zoek niet langer, de voorzienigheid heeft u naar hem toe gedreven.
Ursula Het was bepaald een wonderlijke tocht, meneer, want bij straffe noordenwind en een sterke tegenstroom kwamen wij desondanks flux vooruit.
Kubellai Wij dachten dat u wel zou weten hoe dat precies zit.
Ursula Het moet zo zijn, meneer.
Kubellai U bent nog heel jong, mejuffrouw, om zo heel alleen op reis te zijn.
Ursula Oh, ik heb er tien bij me die nog jonger zijn.
Kubellai Van waar bent u gekomen?
Ursula De heilige stad, Rome, meneer.
Kubellai Zo, het christelijke bolwerk van bijgeloof en achterdocht. Dat hebben jullie overleefd?
Ursula Er is ons geen haar gekrenkt.
Kubellai U bent christenvrouwen?
Ursula Met hart en ziel onze Verlosser toegedaan.
Kubellai Attila, mijn meester, heeft de pest aan de christenen. Vandaar ook al dat oorlogstuig.
Ursula Ik vroeg mij af welke stad dat is die daar rokend en brandend aan de Rijn ligt.
Kubellai Het is het roemruchte Keulen. Als zij valt verwoesten wij het Westen en maken we voorgoed een einde aan het christelijke geloof.
Ursula U bent met haar grote kerk begonnen, zie ik,
Kubellai Die was al zo toen we hier kwamen. Een stompe toren en wat afgebrokkelde muren.
Ursula Het is Gods gewijde stede, u moet daar niet zo laatdunkend over spreken.
Kubellai Wij zullen die bouwval de grond in stampen voordat zij haar spits dapper verheft.
Ursula Niet als ik het kan verhinderen.
Kubellai Ik waarschuwde mijn meester al voor u.
Ursula Daar deed u goed aan. Waar is hij, ik wil die goede man spreken.
6e scène
Koor.
Koor Ik denk dat ik al weet waar dit naartoe gaat.
Zij zoekt de marteldood, want het is een copycat.
Als er één van de brug springt moeten ze zo nodig allemaal van de brug springen.
Liefst dezelfde brug.
Ik ben de Heilige Catharina van Alexandrië. Ze hebben mij op een wagenwiel vastgebonden als een tabaksrot en met de platte kant van een slagzwaard aan diggelen geslagen.
Ik ben de Heilige Barbara. Toen ik het geloof niet wilde afzweren, heeft mijn vader me voor de rest van mijn leven in een hoge toren opgesloten.
Ik ben de Heilige Cecilia, van senatoriale familie te Rome. Toen ik moest offeren voor de keizer, die mij overigens lief was, weigerde ik, en daarvoor sloegen ze mij het hoofd af.
Dat de wereld het kan verdragen is mij een raadsel.
Maar dat je het zoekt is nog erger.
Zij gaan hun noodlot juichende tegemoet, en daaraan hebben wij meegewerkt.
Zij denken dat het iets heerlijks is
Ze vergissen zich.
In de Verklaarde Tuin zijn, met de Maagd Maria en haar Kind is één ding.
Zelf een kindje hebben, zelf zijn moeder zijn, is een ander.
7e scène
Prologus.
Prologus Jullie zijn al van Hem.
Dat willen wij ook wel.
Wat is deze wereld waard die jullie, toen jullie nog kinderen waren, heeft geofferd aan een idee, of een waanidee?
Waarom moeten wij hier blijven en mogen wij niet ons lot omarmen?
Deze zee van tranen verlaten.
Baden in Zijn Licht.
Zitten bij de Heilige Maagd in de Verklaarde Tuin.
Wat zegt ons een man?
Gewelddadig, agressief, drankzuchtig, grofgebouwd, lelijk, verkrachters, middel tot de voortplanting dat zichzelf tot doel heeft verheven.
Vrouwen in deze wereld zien zij als een gebruiksvoorwerp. Wat denken wij, wat voelen wij?
Er is er niet één die het weet.
En wat betreft de palmtak van het martelaarschap die wij jullie benijden: als jullie aan je ouders, aan de keizer en aan de wet hadden gehoorzaamd, hadden jullie het leven er gewoon afgebracht.
Maar dat deden jullie niet.
Jullie waren eigenwijs en zochten de marteldood.
Dus even geen grote mond tegen ons, ja, omdat wij dat ook willen.
8e scène
Ursula, Attila, Kubellai.
Ursula U bent kleiner dan ik had gedacht.
Attila Ik ben maar een man, mejuffrouw, en op ooghoogte is het aangenaam met de mensen te spreken.
Ursula Maar u bent veel galanter.
Attila Als mijn gezelschap me ertoe verplicht.
Ursula En ik schiet tekort in mijn plicht als dame, meneer, omdat u de beleefdheid van mij kaapt.
Attila Het is een buit die mij moge sieren.
Ursula Als het uw enige buit was, zou hij u zelfs tot eer strekken.
Attila Je wijst me terecht omdat de muren van Keulen nog overeind staan?
Ursula Haar val zal uw eer niet vergroten.
Attila Maar mijn buit niet verkleinen.
Ursula Ik zie de muren niet door de smook en de damp.
Attila Ik zal ze je tonen, kom, dan nemen we deze loopgraaf.
Ursula Is dat echt nodig?
Attila Het gebruik wil het zo, en de Keulse scherpschutters schieten een gaatje in het hoofd dat zich boven de borstwering waagt.
Ursula Oh, het stinkt hier ontzettend, arme soldaten, hoe houden ze het uit?
Attila Dit is waar soldaten naar dorsten.
Attila En dat geratel?
Attila Onze machinegeweren. Dan houden ze ginds hun hoofd eventjes laag en kunnen wij de muren verkennen.
Ursula En die explosies?
Attila Onze kartouwen.
Ursula Wat beweegt de grond onder mijn voeten?
Attila We laten een mijntje springen. Het haalt weinig uit, want Keulen is op rotsgrond gebouwd, maar hopelijk krijgen ze er de zenuwen van.
Ursula Anders ik wel.
Attila Hier is een periscoop, dan kun je de muur met je eigen ogen zien.
Ursula Het brandt in de stad.
Attila Onze mortieren werpen brandbommen af. Je vraagt je af hoe ze na al die maanden nog steeds brandstof vinden om van te roken.
Ursula De muur. Aha, ik zie de muur. Daar is weinig van over. Helemaal zwartgeblakerd en vol met gaten. Er hangen mannetjes aan draadjes!
Attila We hadden en paar verraders binnen de muren, maar ze zijn gesnapt toen ze de poort voor ons wilden openbreken.
Ursula Oh, wat verschrikkelijk! Hun beentjes bungelen zo hulpeloos boven de grond.
Attila Het loon van verraders. Als het ze was gelukt had ik ze zelf opgeknoopt.
Ursula Wat gebeurt er nu weer?
Attila Onze kartouwen beginnen met een beschieting.
Ursula Vandaar het spreekwoord: alsof ik het in Keulen hoor donderen.
Attila Er was een ander geluid dat ik hoorde, en dat mij hogelijk verbaasde, mejuffrouw.
Ursula U kunt zich slechts verbazen over de stilte, meneer.
Attila Toch niet. Het was een gejuich van jou en jouw metgezellinnen dat mijn uit mijn tent lokte.
Ursula Ach ja, u heeft ons gehoord, en tegen de wind!
Attila Jullie werden herwaarts gedreven, maar toch niet tegen jullie zin naar dit handwerk van moord en doodslag.
Ursula Wij verheugden ons over de kans te kunnen doen wat een christenvrouw in deze wereld vermag.
Attila Jullie zijn kinderen.
Ursula Onze ziel was volmaakt toen wij werden gebaard door onze moeder.
Attila Jullie moeder die verlangt naar jullie thuiskomst.
Ursula Als u weet wat ons thuis is, meneer, dan kunt u ons helpen.
Attila Als je het zelf weet, zal ik je helpen.
Ursula Ik ben nog niet zeker, niet zo zeker als onze meisjes.
Attila Mijn bezwaar tegen het christendom is haar dubbelzinnigheid.
Ze zijn blij als iemand wordt geboren – in dit tranendal.
Ze zijn droevig als iemand teruggaat – naar de hemel.
Hun kinderen willen sterven om Hem te behagen Die hen aan hun ouders schonk.
Ursula U weet er alles van.
Attila Daarom begrijp ik het nog niet. Ik beschouw het als de wortel van het kwaad en het is mijn taak het met wortel en tak uit te roeien.
Ursula U strijdt tegen een overmacht.
Attila Waar is die overmacht?
Ursula Zoals ik hier voor u sta, een meisje dat in Zijn Heilige Naam naar u toe is gestuurd.
Attila Hij stuurt geen soldaten met tanks en artillerie?
Ursula Hij stuurt de Heilige Geest, Die spreekt met de stem van een vrouw. Daar luisteren mannen namelijk naar.
Attila Dan zijn machinegeweren mijn teerbeminde geliefden.
Ursula Het zal u aan hun muziek niet ontbreken, maar u kunt uw salvo's spreiden in een andere richting.
Attila Alsof het mij om het schieten gaat.
Ursula Het zal gaan om het geloof, en alle dubbelzinnigheid zal verdwijnen.
Attila Zal ik mij voegen naar het christelijk geloof en de wereld veroveren in Zijn Naam?
Ursula Dat is het idee.
Attila Maar dan doe ik Zijn werk.
Ursula Hij zal het u lonen.
Attila Attila de Hun ontvangt geen loon van een terechtgestelde die daar bungelde met Zijn beetjes boven de grond.
Ursula Die daar de dood heeft overwonnen.
Attila Wat heeft Hij de kracht nodig van mijn arm?
Ursula U moet weten wat u moet vragen, en wat niet.
Attila Jij vraagt wel aan mij me te bekeren, maar een antwoord op een heel redelijke vraag kan ik niet krijgen.
Ursula Het heeft met redelijkheid niets te maken.
Attila Dan weet ik er ook een voor jou.
Waarom schik jij je niet naar mijn geloof?
Dan verdwijnt alle dubbelzinnigheid, als het christelijk geloof van de aardbodem is weggevaagd.
Ursula Uw geloof is dwang, geweld en repressie, en kan dus nooit door de hele wereld worden beleden.
Attila Hij is Koning, maar Hij regeert niet, zo gaat de staat eraan.
Ursula De staat gaat voorbij, de regering van de mensen over zichzelf in aanbidding van Hem niet.
Attila Dat kan in deze wereld niet worden bereikt.
Ursula Zolang Attila de wereld verschroeit met zijn op niets gestoelde haat.
Attila God heeft geen goede zaak als Hij dat toelaat.
Ursula Totdat Attila ten onder is gegaan en Zijn Heilige Naam voortbestaat.
Attila De mijne zal leven in mijn zoon.
Ursula Waar is uw zoon?
Attila Onze zoon is hier.
Ursula Ik zie hem niet.
Attila Als jij mij kust en meegaat naar mijn tent, ver van het strijdgewoel, dan zal hij er zijn.
Ursula Vrouwen krijgen ook dochters.
Attila Dan leef jij voort in haar.
Ursula Er is nog tijd om over deze dingen te praten.
Attila Van praten alleen baren vrouwen geen knapen, en geen meiden, al ligt dat niet aan de vrouwen tegenwoordig.
Ursula Zij moeten tijd winnen om erover na te denken.
Attila Dat kan ik billijken.
Kubellai!
Breng de dames onder en bewaak ze streng.
Ze staan onder mijn persoonlijke bescherming.
Mejuffrouw, het staat u vrij om te gaan en te staan waar u wilt, maar de vijand schiet gaten in onze hoofden en mijn mannen hebben al een paar maanden geen vrouwen meer gezien
Het is voor uw eigen bestwil.
Ursula Dat dacht ik al.
9e scène
Ursula, Prologus.
Prologus Nu worden we belegerd, zoals het ingesnoerde Keulen, en de vesting staat op vallen.
Ursula Niet alleen om ons heen, maar in mijn ziel woedt ook de veldslag.
Prologus Je maakt me bang, Ursula, als zelfs jij wankelt in de strijd.
Ben je dan niet meer vastberaden de palmtak die je wordt geboden te grijpen?
Ursula De palmtak?
Prologus Het martelaarschap.
Ursula In deze toestand kan het ons haast niet meer ontgaan.
Prologus Zo ken ik je weer.
Ursula Maar de Heiligen van Christus' Kerk verrichten ook wonderen in deze wereld.
Prologus Wat voor wonderen kunnen er van ons, arme vrouwen, worden verwacht?
Ursula Er is één terrein waar wij sterk zijn,
Prologus Daarop willen wij ons niet begeven, en daarom worden we afgeslacht.
Ursula De liefde …
Prologus Wat bezielt je, Ursula, je bent veranderd.
Ursula Ik heb iemand ontmoet.
Prologus Drie keer raden.
Ursula Attila de Hun.
Prologus Wat is het voor een man?
Ursula Een kind dat met soldaatjes speelt, maar niet weet waarvoor hij vecht.
Prologus Hij vecht om te vechten, en een doel zal hem slechts hinderen.
Ursula We moeten hem een doel geven.
Prologus Dan maken we ons medeplichtig aan zijn geweld.
Ursula We zijn er ook verantwoordelijk voor.
Prologus Dat hij Keulen plat bombardeert, dat hij de Keulse krijgsgevangenen laat vierendelen, daarvoor zijn wij verantwoordelijk?
Ursula Omdat wij hem niet overwinnen.
Prologus Heb je zijn machinegeweren gezien?
Ursula En gehoord.
Prologus Zijn kartouwen.
Ursula Ik bibber en ril van zijn kartouwen.
Prologus Wat kunnen wij daartegen uitrichten?
Ursula Het is de liefde, het wapen dat wij hebben, overdrachtelijk gesproken.
Prologus Ik heb hem en zijn breidelloze gasten aan het werk gezien, en ik weet dat je zulke jongens niet kunt veranderen, al weet ik het niet uit eigen ervaring.
Ursula Ik wil hem precies zoals hij is.
Prologus Je gaat je ondergang tegemoet.
Ursula Dat ging ik aldoor al, en nu weet ik waarom ik dat wilde, en ik wil het nog steeds met een des te vuriger verlangen.
Prologus Ik dacht we stappen aan land, die woestelingen maken ons van kant en het is voor elkaar.
Ursula Daarmee zijn we nog geen martelaresjes, ze maken iedereen van kant. We moeten ons verzetten en onze kans wagen de heiden te bekeren door hem lief te hebben of ten onder te gaan bij de poging.
Prologus Je hebt een puntje.
Ursula Het ontsiert de heiligen het martelaarschap met gejuich te begroeten.
Het mishaagt Gode het te zoeken.
Prologus Als ik had geweten dat het zo moeilijk is.
Ursula Het is zo licht als een veertje, als je hart er vol van is.
Prologus Dat is mijn hart ook wel, maar dit gaat me allemaal even te snel.
Ursula We kunnen niet het hiernamaals er met de haren bijslepen als het ons hiervoormaals eventjes niet naar de zin gaat.
Prologus Niet naar de zin?
Heb je die Kalasjnikovs gezien, die gasgranaten en die Stingerraketten?
Ursula We zijn geroepen nu iets te doen, en hier, want waar moeten we anders zijn dan middenin het woelen van de wereld.
Prologus Ja ja, je hebt gelijk, zoals gewoonlijk.
Ursula Ik ben heel erg bang. Liefje.
Prologus Kom maar hier, lieve Ursula, ik sta aan jouw kant.
10e scène
Kubellai, Attila de Hun.
Kubellai U bent ingepakt, meneer, door een grietje van een jaar of veertien, vijftien.
Attila Hè, wat, wat zeg je?
Kubellai Meneer, u bent uzelf niet.
Attila Jawel hoor, ik ontdek een nieuw aspect van mezelf.
Kubellai U smijt zo'n meid op bed, u gaat eroverheen, en dan trapt u haar er weer uit.
Attila Het is beter als zij komt uit eigen vrije wil.
Kubellai Dat kwam ze toch, met die hele tros geile lachebekjes, ze kwamen ons juichende tegemoet.
Attila Zij zochten de confrontatie met de belichaming van het geweld in deze wereld.
Kubellai Met Attila de Hun!
Attila Ja, geen ander.
Kubellai Maar Attila de Hun is Attila de Hun niet meer.
Attila Ik zal door deze confrontatie worden wat ik zijn moet.
Kubellai Wat zullen de mannen er wel niet van denken?
Attila Zij zullen denken dat Attila de Hun een groot werk verricht.
Kubellai Wat dan, als ik vragen mag?
Attila Het hart van een christenvrouw veroveren die mijn mannen mijn wettige en onbetwiste opvolger zal schenken.
Kubellai U hebt al zoveel opvolgers.
Attila Niet de man uit de vrouw van mijn hart.
Kubellai Zij dan, een meisje zo plat als een plank, graatmager met zonder reet en een schelle stem?
Attila Zij dan, vrouwe Ursula hoorde ik haar noemen, die naar mij toe is gezonden.
Kubellai Zij zal weigeren, ik geef het u op een briefje. Ik ken die christelijke, hysterische krengen, ze laten zich koken in die olie, vierendelen en opknopen, maar neuken ho maar.
Attila Ik zal haar met zachtheid en liefde vatbaar maken voor een beter leven.
Kubellai Zij wordt onze ondergang; dat is de missie van die wijven met hun roomse santemekraam, daarom liepen ze ons juichende in de armen, want ze liepen vooruit op de overwinning.
Attila De overwinning op mijn hart, mijn beste Kubellai, dat is de overwinning op de doodswens die hen eerder bezielde, maar die zij zullen vergeten als ze eenmaal goed en wel zwanger zijn.
Kubellai Eentje, misschien, maar het zijn er wel tien!
Attila Die vrouwe Ursula allemaal naar de ogen kijken. Als zij een keer zo rond is als een tonnetje dan willen zij dat ook, zal jij zien, want het zijn stuk voor stuk copycats.
Kubellai En Keulen dan? We zitten wel eventjes middenin een beleg, meneer.
Attila Keulen zal de stad aan het einde van de wereld zijn, uit as en sintels verrezen, waarop zij en ik onze bruiloft vieren.
11e scène
Koor, Prologus.
Prologus Eerst waren we vastberaden, en gingen we blijmoedig onze ondergang tegemoet, maar nu zijn we bang, want we hebben iets te verliezen.
Koor Dat zei ik; heiligheid is wel wat anders dan kuis te leven en bloedig en jong te sterven.
Prologus Onze plicht doen, is dat kuis te leven? Voor de rest kun je doen en laten wat je wilt en met jan en allemaal naar bed gaan?
Koor Je plicht doen en je een beetje normaal gedragen, dat is mooi genoeg.
Prologus Ursula heeft iemand ontmoet.
Koor Attila de Hun.
Prologus Hij is groot en knap, hij is sterk en hij is heel erg stom.
Koor Dat zal het hem zijn.
Prologus En hij kan een heel leger bevelen geven, zijn jongens gaan voor hem door het vuur.
Koor Oh, dat is inderdaad een heerlijke kerel.
Prologus Zij zal hem met zachtheid en liefde van zijn plannen afbrengen, en zijn zoon baren die hem zal opvolgen in een betere tijd, voor alle mensen, ook zij die niet zo heilig zijn als wij.
Koor Dit zal erom spannen, want wie veranderde ooit de inborst van een man, en nog wel zo een man?
12e scène
Ursula, de Heilige Maagd Maria.
Ursula Heilige vrouwe Maria, die moeder werd en maagd is gebleven, moeder van God, die uw Zoon aan het kruis heeft gezien in wanhoop en weder opgestaan in triomf, ik, Ursula, bid tot u in de nood van mijn ziel, want ooit viel het verlies van dit leven mij licht, maar thans nu ik met Attila de Hun het lot van de wereld en dat van mijn hart in handen heb, valt het offer mij zwaar en ben ik weigerachtig mijn hand naar de palmtak uit te strekken en die te grijpen, heilige vrouwe Maria, ik bid om bijstand …
Maria Hier ben ik, lieve Ursula, hier ben ik.
Ursula Oh, eindelijk, eindelijk zie ik dan uw gezicht, bent u het, bent u het echt?
Koor Kom eens in mijn armen, dan weet je het meteen zeker.
Ursula Ik ben kleingelovig, ik weet het.
Koor Dat zeggen ze niet van jou.
Ursula Wie, wie zeggen wat niet van mij?
Koor De heilige vrouwen rondom mij en Mijn Zoon in de Verklaarde Tuin.
Ursula Daar wil ik naartoe om met u en de heilige vrouwen te zijn!
Koor Je kunt ook hier bij me zijn.
Ursula Ja ja, dat kan ik, ik kan overal bij u zijn.
Koor Het is geen kwestie van een keuze, maar van een noodlottige beslissing.
Ursula Ik wilde naar de Verklaarde Tuin en daar zijn, met mijn meisjes en dansen en zingen rondom u en Uw Zoon, maar, er is opeens iets tussengekomen.
Koor Dat is je van harte gegund, lieve Ursula, en het is een heel, heel mooi ding, ik weet er alles van.
Ursula U hebt Uw Zoon verloren.
Koor Ook dat.
Ursula En Hij zei, naar verluidt: 'Wie is mijn moeder?' Alsof hij van u af wilde.
Koor Hij heeft zoveel gezegd, het was niet allemaal even verstandig en ze hebben de boel ook nogal verhaspeld, maar van tevoren weet je dat niet en dat is maar goed ook. Je moet maar meteen leren niet te bezitterig te zijn.
Ursula Ik ben bang.
Koor Dat is het moederschap.
Ursula Mijn zoon zal alles doen wat zijn moeder hem verbiedt, hij zal geen Zoon van God zijn.
Koor Alsof Mijn Zoon Zich ooit iets heeft ontzegd.
Ursula Toch wil ik hem.
Koor Zo mag ik het horen, liefje, en als je me nodig hebt, dan roep je me.
Ursula Ik wil hem zo graag in mijn armen houden.
Koor Ik zal je een voorproefje geven, hier is Mijn Zoon, jou vertrouw ik Hem toe. Dodijn Hem maar even in slaap.
Ursula Help dat, als ik ook zwanger wil worden?
Koor Ze zeggen het, maar volgens mij is het een bakerpraatje.
Ursula Hou ik Hem zo goed vast?
Koor Altijd het hoofdje steunen, en zó, links, tegen je hart aanhouden.
Ursula Oh, wat is Hij klein!
Koor Bleven ze maar zo.
Ursula Hij huilt, maar Hij huilt …
Maria Hij verveelt zich een beetje, loop maar eens wat met hem heen en weer.
Ursula Dag, dag, rakkertje van me, ben je daar dan eindelijk, ja ja, je bent een rakkertje, met je lieve snoetje, ach, arm klein ventje, wat jou te wachten staat, ja ja, daar heb jij nu nog geen weet van, hè, nee, ja ja, maar het komt allemaal goed, de knappe koppen en de heren geleerden die ervoor hebben gestudeerd weten van de hoed en de rand, ja, dat weten ze, ja, maar jij mag het allemaal eventjes voor ze doen, want zo zijn ze, zelf kunnen ze niks, en jij, ja jij, jij kunt alles, ook alle dingen war je helemaal geen zin in hebt.
Oh, ik moet opeens toch zo huilen.
Maria Het zijn warme tranen, lieverd, om het geluk dat je gaat geven.
Ursula Ik moest er maar eens op af gaan.
Maria Het is hoog tijd. De Keulenaren hongeren dat ze het kalk van de want vreten. Er staat zowat geen steen meer op de andere.
Ursula De Keulenaren verlossen, die gedachte geeft mij moed en kracht.
Maria Neem deze kus en breng hem naar de Hun.
13e scène
Kubellai, Attila de Hun
Attila Zitten ze safe in hun tent?
Kubellai Daar gaat geen muisje in of uit.
Attila Toch zie ik daar allerlei lichtverschinselen. Wat is dat allemaal?
Kubellai Joost mag het weten wat daarbinnen allemaal gebeurt.
Ze zingen, het klinkt alsof er 11.000 jonge meiden om het hardst staan te kwelen.
Er daalde een lichtstraal neer en toen steeg die weer op.
We zagen er een handjevol meiden naar binnen gaan, maar er komt straks een zwaarbewapende orde weer naar buiten. Let op mijn woorden!
Attila Dat zullen dan toch onze versterkingen zijn.
Kubellai Er is ook geschreeuw, meneer, en gehijg.
Attila Hoe zie ik eruit, Kubellai?
Kubellai Als de moordenaar van half Europa, met alle respect.
Attila Ik zou bang zijn voor een camping vol jonge meiden?
Kubellai Het riekt naar overmoed.
Attila Zo ben ik groot geworden.
Kubellai Tegen kerels, dit zijn wijven.
Attila Het verschil?
Kubellai Dat wij wel hun lichaam kunnen bezitten, maar niet hun hart.
Attila Er zijn uitzonderingen.
Kubellai Onder normale omstandigheden zou ik u gelijk geven.
Maar dit is een beleg.
We staan aan de vooravond van onze grootste overwinning.
Dan komen er geen legers om de stad te ontzetten, maar een schuitje vol met maffe meiden.
Wie weet wat voor meiden dat zijn?
Wat hebben ze uitgespookt?
Waarom zijn ze niet netjes thuis bij hun vader en hun moeder?
Ze hebben natuurlijk van alles uitgespookt, met mannen.
Attila Zwijg stil.
Het zijn de zuiverste en liefste meisjes van de hele wereld.
Die zijn ons in de ure der zege in de schoot geworpen door de voorzienigheid zelve, om te getuigen van onze grootheid.
Kubellai Ik zou die kleine toch maar eens aan de tand voelen, meneer …
Kubellai En nu is het genoeg!
Wat let mij of ik rijg je aan het spit en ik rooster je over een laag vuurtje?
Kubellai Niets, meneer, dan wat een soldaat zijn generaal schuldig is.
Attila Donder op met je lasterpraatjes, en laat me erdoor!
14e scène
Ursula, Attila de Hun.
Attila Ursula, het is een eeuwigheid geleden dat ik je heb gezien.
Ursula Er was maar één gedachte in mijn hart, nobele man, en dat was u.
Attila Dan was ik buiten mijzelf en in jouw hart waar ik altijd wil blijven.
Ursula U kunt zelfs niet uit eigen vrije wil van daaruit vertrekken, want het is altijd met u.
Attila Lieveling, kom in mijn armen, dat ik je lieve mond kus, je slanke leest in mijn houden hou.
Ursula Met heel mijn hart, met heel mijn ziel, met heel mijn lichaam.
Attila Zeg me wat ik moet doen.
Ursula Bekeer u, volg het vaandel van mijn geloof, leen uw sterke arm aan het woord Gods.
Attila Het zij zo, lieve Ursula.
Attila Kniel niet voor mij, meneer, sta op en dien God.
Attila Doop mij dan. Ik heb het de christenmensen zien doen eventjes voordat ik ze hun hersens insloeg, en zij gingen deemoedig de dood in.
Ursula Ik ben geen gewijde priester, maar ik verkeer wel met de hogere machten, dus voorlopig kan ik het regelen.
Ik doop u, in de naam van de Vader, de Zoon en de Heilige Geest, amen.
Attila Amen.
Ursula De vijandelijkheden tegen Keulen dienen thans te worden opgeschort, in afwachting van een vredesverdrag.
Attila Het is gedaan.
Ursula Aan mijn verlangens is voldaan.
Attila Je vraagt niets voor jezelf?
Ursula Ik ben een vrouw die alles heeft als zij haar man heeft.
Attila Je spreekt en handelt als een volwassen vrouw, maar je bent nog maar een kind van veertien jaar oud.
Ursula Ik dacht dat mijn tijd al ten einde liep, voordat het leven mij opwekte, maar mijn manieren zijn nu niet meer terug te draaien.
Attila Je zult zorgeloos kunnen leven en je jeugd terugkrijgen die je eigen heiligheid je heeft ontnomen.
Ursula Ik wil bidden voor mijn ziel.
Attila Ga mij voor.
Ursula Ik bid om vergeving voor mijn hoogmoed, Attila,
dat ik alleen door de grootste man ter wereld die nog in het land der levenden is, tot het leven kon worden opgewekt.
Ik bid om vergeving voor mijn innigste dwaling het martelaarschap te hebben gezocht terwijl ik zocht naar de man die mij kon liefhebben en die ik kon liefhebben, als mijn naaste medemens
en hem bewegen het geloof aan te nemen en te belijden, zoals ik zelf ben gered,
zo red ik hem,
mijn schone, mijn heerlijke Attila de Hun,
en met hem het Oosten en met hem het Westen, en met hem Rome
voor de eer en de glorie van God die in de Hemel is.
Attila Je vleit me.
Ursula Het is de lof die u toekomt, Attila, omdat u in staat bent gebleken geheel te kunnen veranderen en u te bekeren voordat u uw ziel zou verliezen.
Attila Er zijn geen mannen op de wereld zoals Attila de Hun?
Ursula Ik heb er vele gezien en er is er niet één als Attila de Hun.
Attila Je verliefde mond spreekt een zoete taal, maar wie waren al die mannen?
Ursula Ik ben ze vergeten.
Attila Je was bij de paus in Rome?
Ursula Hij is een heilige man, afgemat door de vasten en het gebed, aan alle kanten bedreigd door wrede en krankzinnige vijanden.
Ik en mijn vriendinnen moesten zijn wankele gang ondersteunen, en hem als een levend schild beschermen tegen de smaad en de hoon die hem op elke straathoek werd aangedaan.
Ze smeten ons met modder en drek.
En ze maakten een gebaar, zó, met hun middelvinger.
Attila Dus aan zijn hof gebeurde er niets dat jullie eer in gevaar bracht.
Ursula Ik zou het niet weten.
Attila Ik heb gehoord dat hij openlijk atheïst is.
En dat hij elke week zijn maag omkeert.
En dat hij een kloostertje heeft vol met jongens en meisjes voor zijn recreatieve ontspanning.
Dan is het toch geen wonder dat hij zo moe is.
Al deze dingen beweren ze zelfs van mij niet.
Ursula U moest eens weten wat ze wel over u vertellen.
Attila Dat is allemaal waar.
Waarom zou het dan uitgerekend over hem gelogen en verzonnen zijn?
Ursula Ik ben maanden in Rome geweest en ik heb nooit zelfs maar over zoiets vreselijks horen praten.
Attila Discreet en gevoelig als hij is.
Ik heb hem namelijk ontmoet en met hem gesproken, maar niet over heilige zaken, geloof mij maar.
Ursula U zag af van Italië, de schone tuin van de wereld.
Attila Jammer alleen dat er mensen wonen.
Ursula Wij zullen er ons vestigen, te Rome, in de rook van de heiligheid van Petrus en Paulus.
Attila Hij bood mij zijn harem aan, en een heleboel geld.
Ursula U hebt het aangenomen?
Attila Het zou onbeleefd zijn geweest het te weigeren.
Ursula Zijn harem?
Attila Weerloze kinderen die nog knikkerden, het was weerzinwekkend. Ik heb ze meegenomen en ergens losgelaten. Gewoon om te pesten.
Ursula God zal het u lonen.
Attila De paus is een perverse oude man en een halve vampier.
Dat is nauwelijks nog een mens, laat staan een man.
Jij ging naar Rome, lieve Ursula, omdat je een reis wilde maken naar de opvolger van Simon Petrus, maar toch ook om uit dat achterlijke Engeland weg te komen.
Waren de mannen je daar niet naar de zin?
Ursula Ik was verloofd.
Attila Aha, je was verloofd?
Ursula Onze ouders hadden ons huwelijk gearrangeerd.
Ik had het geloof aangenomen en ik was bezield van ik weet niet wat, maar ik at niet, ik sliep niet en ik zag rare mannetjes door de kamer lopen als ik mijn gebeden stortte, en de lectuur van de levens van de Heiligen bracht mijn hoofd helemaal op hol.
Dat wilde ik ook.
Martelingen, terechtstellingen, geschreeuw en gehuil, beulen met ijzeren kappen over hun hoofd, zweepslagen, brandmerken!
Ja, zeg het maar: ik was er beroerd aan toe.
Alleen als ik dacht aan de pijn en de dood van heilige vrouwen voelde ik dat ik leefde.
Dus daar moest ik achteraan.
Mijn ouders waren dood met me aan, er was geen land met me te bezeilen, ze waren blij dat ik ophoepelde.
Maar, zoals dat gaat, ik was op reis, eerst naar zee, toen over zee en de Rijn af. Ik moest van alles regelen met een stelletje van die verwende meiden die hun eigen kont niet af kunnen vegen, en van de buitenlucht kreeg ik vanzelf honger en een blosje op mijn wangen.
Vreemde kusten, nieuwe vergezichten, andere mensen, andere talen, het was inspirerend.
Zodoende ben ik tot mezelf gekomen, en toen zag ik u, Attila de Hun, en nu weet ik dat ik voor u alleen ben geboren, dat ik voor u alleen op weg ben gegaan, alleen om u te vinden.
Attila Maar dat wist je eerst niet.
Ursula D'opperste beleidt Zijn zaken wonderbaar.
Attila Zeker, zeker doet Hij dat, en ik geloof aan Hem, of in Hem – wat je maar wilt – maar er zijn bepaalde dingen waar ik moeite mee heb om het te begrijpen.
Ursula Ik begrijp het zelf niet – en je moet weten wat je moet vragen.
Attila Dat zei je al eens eerder.
Ursula U luistert goed naar mij, ik dank u daarvoor.
Attila En ik wil nu een antwoord op mijn vraag.
Ursula Die luidt?
Attila Waarom gaat de heilige ten onder en zegeviert haar beul?
Ursula God weet meer dan wij, ik moet Zijn raadsbesluit aanvaarden.
Attila Je hebt geen goede zaak, Ursula, God heeft geen goede zaak.
Ursula U hebt die wel?
Attila Nu gaat het om jouw zaak.
Ursula De heilige en haar beul zullen opgaan in elkaar, en een nieuwe wereld van liefde bewerken.
Attila Jij bent wijs voor je tijd, liefste.
Ursula Het was niet goed voor me, ik geef het toe, en nu moet ik erom lachen.
Attila Je staat verloofd, een gearrangeerd huwelijk, zeg je, en je hebt deze man nooit zoiets als een kus gegeven?
Ursula Hij heeft mijn hand gekust om de overeenkomst te bezegelen.
Attila Jouw hand?
Ursula Ik gaf hem mijn rechterhand en dan stak ik heel nuffig mijn neusje omhoog, alsof hij stonk.
Attila Hij zat niet met zijn graftengels aan je?
Ursula Hij zat de hele tijd aan me, en hij wilde plaatjes van me hebben.
Attila Hij was een christen?
Ursula Eerst niet, later wel want hij dacht dat hij me daarmee het bed in kon praten.
Attila Je slaat op de vlucht, je gaat over zee, naar Rome, het meest geperverteerde gast op aarde, met tien bloedmooie, uiterst stomme meiden?
Ursula Ze mogen gezien worden, dat wel.
Attila Met alles erop en eraan, komen jullie in dat ontaarde roversnest terecht bij die achterlijke prelaat met die jurk aan, de opvolger van Simon Petrus.
Ursula Het was alsof we er nooit zouden komen.
De Rijn op, de Sankt Gotthardt over, naar beneden naar Milaan en langs de Ligurische kust over de Aurelio naar Rome.
Je kust de grond als je er eindelijk bent, geloof mij maar.
Ursula En daar zijn jullie maagd gebleven?
Ursula Ja, ik, ja, ik zou niet weten wat dan.
Attila Ik moet dat geloven?
Ursula Zoals ik hier voor u sta, zo moet u dat geloven.
Attila Jonge, levenslustige mensen die een tijdje van huis en haard weg zijn die proberen elkaar uit.
Ursula Ik volgde niet de roep van de natuur, maar de roep van de geest.
Attila En nu volg je weer de roep van de natuur, precies zoals het je uitkomt.
Ursula Ik ben slechts de speelbal in de handen van Heere mijn God.
Attila Herstelt de Heere jouw God je maagdenvliesje?
Ursula Ik ben virgo intacta.
Attila Laten we de proef ervan nemen.
Ursula Dat is steeds mijn bedoeling geweest.
Attila Jij, jij, Ursula, met je zuivere gezichtje en je mooie praatjes, jij bent een veile vrouw.
Ursula Zo laat ik mij niet noemen, zeker niet door mijn eigen man.
Attila De heilige vrouwen geven zich niet aan hun beulen, die gaan door het vuur heen onder het zwaard door.
Ursula U bent nu mijn beul niet meer, u bent nu mijn man.
Attila En jij bent geen heilige vrouw.
Ursula Ik ben een gewone vrouw, zo wil ik zijn, en een gewone vrouw laat zich niet beledigen door haar eigen man.
U zult uw gemene woorden terugnemen.
Attila Ik bekeerde mij voor een heilige, maar ik herroep mijn woord voor een gewone vrouw.
Ursula Ik heb het willen zijn voor mijzelf, maar nu wil ik u – en niemand anders dan u, meneer, want u heb ik lief.
Attila Dus dat ik jullie geloof?
Ursula Ik weet er inmiddels meer van af.
Attila Ik heb er genoeg van. Gewone vrouwen heb ik bij de vleet.
Ursula Houden zij van u, zoals ik? Hebben zij het heilige eraan gegeven, zoals ik?
Attila Daar zijn ze te stom voor, en anders kozen ze niet voor mij.
Ursula Ik hoor dat u ze dwingt, meneer, op bed smijt en uw wil met ze doet. Daar komt geen liefde aan te pas.
Attila Liefde is een vreselijk ding, want ik ben erdoor overwonnen.
Ursula Het is een zachte nederlaag, en u sterft een zoete dood in mijn armen, en daar staat u weer uit op.
Ursula Dus jij weet er alles van.
Ursula Ik ben in Rome geweest, waar ze langs de autostrada liggen te paren, bij voorkeur in groepjes.
Attila Je bent erbij, Ursula, gemene meid!
Ursula U verklaarde mij uw liefde.
Attila Ik verklaarde mijn liefde aan een heilige, maar men kan haar niet hebben zonder haar te schennen.
Ursula Voor het aangezicht van God is het geen schennen, maar liefde.
Attila Is er dan niets meer?
Ursula Er is nog de dood, maar hij is geduldig, hij kan wachten.
Attila Is hij dan beter dan mijn liefde?
Ursula De ene huiver, de huiver voor de dood, is de grootste.
Attila Van die huiver geniet ik al mijn leven lang, en het genot is zo groot dat het einde altijd te vroeg zal komen.
Ursula Daarin verschillen wij, meneer, want het gaat niet over de dood van een ander.
Ik ben bedrogen en beledigd.
Ontsla mij en mijn meisjes uit uw dienst, dan gaan we er vandoor.
Attila Ik laat gevangenen niet vrij.
Ursula Wij kwamen uit eigen vrije wil.
Attila Ik laat gevangenen niet vrij!
Ursula Slaat dood dan, slaat dood, en neen de heilige vrouw weer terug die u zo graag wilde bezitten.
Attila Je bent er van begin af aan op uit geweest je dood te laten schieten, en die geile meiden erbij.
Ursula Het is aan u.
Attila Moet ik nog jouw doodswens vervullen?
Ursula Mijn doodswens is een oude bekende, met wie ik oud hoopte te worden.
Attila Ik kan daar niet op wachten, want dat gepraat van jou maakt me razend.
Ursula Ik praat voor u, ik ben uw vriend, ik sta aan uw kant, begrijp dan toch dat ik uw vrouw ben.
Attila Zo wil ik over jou beschikken.
Attila de Hun doodt Ursula met een pijl uit zijn boog.
15e scène
Kubellai, Attila de Hun, de dode Ursula.
Kubellai Dat klonk niet als een juichkreet!
Attila Het was een doodssnik.
Kubellai Ach, wat hebt u gedaan?
Attila Wat heb ik gedaan?
Kubellai Maar, dat is goed werk, zeg.
Attila Goed werk?
Kubellai Zo ken ik u weer!
Attila Is zij nu dood?
Kubellai Zo dood als een pier, meneer, u weet waar u ze raken moet.
Attila Doodt de anderen, onmiddellijk, en maak er een spektakel van.
Kubellai De jongens wachten er al een poosje met smart op.
Attila En zet ze te kijk in het zicht van de Keulenaren.
Kubellai Dat wordt een feestje, oh, ik verheug me er op!
Attila Laat haar hier.
16e scène
Attila de Hun, de dode Ursula.
Attila neemt het doe lichaam van Ursula op schoot en zit enige tijd voor zich uit te kijken.
Kreten, lawaai van de slachtpartij dringt vagelijk door.
17e scène
Koor.
Koor Dat jaloerse kreng!
Moet je hem nou zien zitten met zijn bruid in zijn armen.
Het moest ook wel slecht aflopen.
Zulke kerels veranderen niet, je kunt ze geen zelfvertrouwen geven, ze hebben alleen maar hun pik.
Het wordt nog druk in de Verklaarde Tuin.
Nu snap ik waarom het tal der heiligen klein moet worden gehouden, er is hier gewoon geen plaats voor alle vrouwen.
En de wereld moet worden bevolkt.
Het zal aflopen met de Hunnen.
Mijn handen jeuken om er iets aan te gaan doen.
Waar is Ursula?
18e scène
Prologus.
Prologus We zijn de tent uit gesleurd, gestript tot op onze naakte huid en het kamp doorgejaagd.
We zijn met gloeiende tangen bewerkt, onze zenuwbanen zijn opgerold, daarna zijn we rechtstandig gespietst.
Met onze stervende ogen hebben we de geblakerde muren van Keulen gezien, en dat was het laatste.
Een groot geween steeg op uit het puin en de rook.
Waar is Ursula?
19e scène
Atilla de Hun, Kubellai.
Attila Maak de weermacht tot stormloop gereed!
Het is nu of nooit.
Kubellai De voorbereidende beschieting kan begonnen, straks laten we alle mijnen tegelijk springen.
Attila Dat zal ze leren mij wijven op de hals te sturen.
Mannen, hoplieden en soldaten, vandaag nemen we de stad Keulen in en is de laatste bres in de Westerse beschaving geslagen.
Voor ons ligt het rijke christenland dat we tot op de laatste cent leeg zullen roven, en tot de laatste plek zullen slopen.
Gezegend zij die er doorheen komen.
Eeuwige en onsterfelijke roem voor zij die vallen.
Voor Keulen zal de wereld ons gedenken, wij dapperen, wij helden van het eerste uur, wij die voorop gaan voor allen die ons volgen!
Laat de beschieting beginnen.
Zet de ladders klaar.
Ik zal voorop gaan, want deze roem en deze eer gun ik aan niemand, behalve aan mezelf.
20e scène
Koor, Prologus, de Heilige Maagd Maria.
Maria Het was ook te mooi om waar te zijn.
Ach, die arme Ursula.
Waar is ze trouwens?
En jullie, mooie meisjes in de bloei van jullie leven, wat is het eeuwig zonde.
Zo wordt het met een betere wereld echt nooit was.
Koor Mevrouw, we moeten iets doen.
We kunnen niet lijdzaam toekijken terwijl dat tuig Keulen met de grond gelijk maakt.
Maria Wij zijn Heilige Vrouwen, wat kunnen wij uitrichten op het slagveld?
Koor Als we willen lopen we dat laffe zooitje speelgoed soldaten onder de voet.
Als de aegir ons voorop gaat maaien we ze neer als rijp koren.
Maria Dat zijn heidense gebruiken, daarvan houden wij ons verre.
Waar is Ursula?
Prologus Haar dode lichaam werd achter een paard rond gesleept, maar haar zelf hebben we niet meer gezien.
Zij is toch niet verdoemd en ter hele gevaren?
Maria Dat loopt zo'n vaart niet.
Zij weet wel wat ze doet, denk ik.
Zet jullie neer rondom mij, en sla de Heilige Schrift open, boetpsalmen graag, en zing, ik zing mee.
Het is wat ons vrouwen past.
Prologus En Ursula?
Maria Wat Ursula doet is welgedaan, maar het is geen werk van de genade.
21e scène
Attila de Hun, Ursula in volle wapenrusting.
Ursula Attila. Attila. Atilla.
Attila Ik heb geen tijd, ik moet een stad innemen, ik moet vechten …
Ursula Vecht dan met mij.
Attila Ursula?
Ursula U zegt het.
Attila Je bent nog helemaal heel.
Ursula Was dat maar waar.
Attila Ik doorschoot je met mijn pijl.
Ik hing je aan de staart van een paard, ik deed voor alle zekerheid nog een distel onder het zadel.
Er is niets meer van je heel.
Ursula Behalve wat bloed en wat huid her en der.
Attila Dus je bent er niet, ik verbeeld me dit maar, ik loop zó door je heen.
Ursula Als u kunt ontkomen aan de ijzeren greep van mijn armen.
Attila Laat me los, braaksel van de hel, christenvrouw, Engelse trut, ik blaas en je bent weg.
Ursula Daar is meer voor nodig dan uw slechte adem.
Attila Au, au, au, je knijpt me.
Ursula U zult naar mij luisteren.
Attila Houdt dit dan nooit op?
Ursula Ik heb u gedoopt, nu bent u aan mij gebonden.
Attila Ik heb je gedood, dus ben je weer losgemaakt. En verbeeld je maar niks, ik dood er dagelijks enkele tientallen. Dat is mijn werk.
Ursula U besteed het uit aan een heel leger.
Attila Ik heb de algehele supervisie, ik moet erbij zijn, laat me gaan.
Ursula U zou Keulen ongemoeid laten.
Attila Ik loog het, nou goed!
Ursula U zou mij liefhebben.
Attila Dat heb ik ook, en nu ben je dood, dus wat heb ik eraan?
Ursula U doodde mij toen ik het meest te verliezen had. Was dat uw doel?
Attila Mijn doel was jouw hart, en dat heb ik doorboord.
Ursula Ik zal het hart doorboord met de pijl om mijn hals dragen als herinnering aan uw liefde en het zal herinneren aan mijn liefde voor u.
Attila Ursula, sla me neer, loop over me heen, breek al mijn botten, maar hou hier mee op.
Ursula Mijn man neerslaan, over hem heen lopen, zijn botten breken, wie denkt u wel dat ik ben?
Attila Maar ik heb je neergeschoten als een konijntje.
Ursula Omdat u een kleuter bent die zijn moeder en zijn zuster en zijn vriendinnetje dood wenst.
Een kleuter in het lichaam van een atleet.
Een kleuter op de troon van een moordenaarsbende.
Zo kon het niet anders dan slecht met ons aflopen.
Attila Slecht met jou, bedoel je zeker.
Ursula slecht met ons, want wij zijn nu voor eeuwig van elkaar gescheiden.
Onze zoon wordt niet geboren.
Attila Ursula, hou op, ik kan er niet meer tegen.
Ursula Dan zal ik uw wens verhoren. Ik zal u neerslaan, over u heenlopen en al uw botten breken.
Attila Je bent net zo erg als ik.
Ursula Ik ben nu nog eventjes niet heilig en niet in de Verklaarde Tuin.
Mijn macht is nog niet ingeperkt door de moraal.
Het gaat ook om Keulen, en om de vernietiging van Attila de Hun.
Attila de Hun is namelijk niet de enige die het waard is om te worden liefgehad.
Attila Ik dacht dat je me liefhad.
Ursula Dit is liefde, want deze wereld wordt geheiligd door de liefde, maar de hemel wordt geheiligd door begrip.
Attila Ursula, wat doe je?
Ik kan me niet meer bewegen.
Laat me los.
Ursula, waar ga je naartoe?
Liefste. Laat me niet alleen, laat me niet alleen
Ik heb er spijt van.
Ursula.
Ursula.
Ursula.