‘Phaedra’
Toneelspel
Jacob Dekker
‘Phaedra’
Toneelspel
Jacob Dekker
'Phaedra'
17-02-2012 – 26-01-2012
Euripides, Seneca en Racine gingen mij hier vooraf. Gangsters klaren een klusje, en moeten eventjes uit de roulatie en doen alsof ze dood zijn. Ondertussen houdt Phaedra het met de zoon van de ene gangster, die hij over heeft uit een ander huwelijk.
Personen:
Detlev
Manlius, zijn vriend
Liesbeth: Phaedra, echtgenote van Detlev
Maximus, zoon van Detlev uit een eerder huwelijk
Noble et brillant auteur d’une triste famille
Toi, dont ma mère osait se vanter d’être fille,
Qui peut-être rougis du trouble où tu me vois,
Soleil, je te viens voir pour la dernière fois.
Phèdre, acte 1 scène 3, 169-72.
Jean Racine
Edele en schitterende stichter van een trieste familie
Jij, op wie mijn moeder trots is zijn dochter te zijn
Die waarschijnlijk bloost om de toestand waarin je me ziet
O Zon, voor de laatste keer zie ik je gezicht
Scène 1
Detlev, Manlius
Detlev Zo, dat was raak!
Manlius Recht in het midden.
Detlev Als de liefde zelf.
Manlius Pang!
Detlev Zei het schietgeweer.
Manlius En dan die verbazing.
Detlev Als je het van te voren zou weten …
Manlius Zou je zelf eerder hebben geschoten.
Detlev Er is er altijd eentje eerder.
Manlius Dat kan ik me weer wel voorstellen …
Detlev Maar geraakt worden niet.
Manlius Dat overkomt een ander.
Detlev Wij doen het de ander aan.
Manlius Het was kantje boord.
Detlev Zeg dat wel.
Manlius Ze schoten met scherp.
Detlev Maar ze schoten mis.
Manlius Toch, als ze ons hadden geraakt …
Detlev Daar moet je niet aan denken.
Manlius Anders kunnen we dit niet meer.
Detlev Evengoed een hoop bloed …
Manlius Een hoop bloed.
Detlev Lelijke wonden door die rottige kogels.
Manlius Dat is om anderen af te schrikken.
Detlev Kunnen ze zich weer niet voorstellen dat ze worden geraakt.
Manlius Zo blijven we wel bezig.
Detlev Iemand moet het opruimen, iemand die niets gedaan heeft.
Manlius Dat is hun werk.
Detlev De hele badkamer in één keer rood, met stukken bot en flarden van spieren …
Manlius De mens is sterfelijk.
Detlev Ik ben nog niet dood, ben ik dan wel een mens?
Manlius Zolang niet is bewezen dat je sterfelijk bent?
Detlev We kappen hiermee.
Manlius Ik sta bij je in het krijt, weet je dat.
Detlev Ze hadden bijna een mens van je gemaakt.
Manlius Dan was ik nu het behang van de badkamer.
Detlev Niemand zal dat tuig missen.
Manlius Daar zeg je wat.
Detlev De politie zal zeggen: ‘Mooi zo, Detlev, stouterd, je hebt ons een grote dienst bewezen, foei toch!’
Manlius Voor deze keer.
Detlev Ik zou wel een tijdje rond willen gaan, links en rechts dealers en pooiers uit de weg ruimen, en politici, gewoon de wereld zuiveren van het ongedierte.
Manlius De anderen ten voorbeeld.
Detlev Verkrachters, ik heb vooral een hekel aan verkrachters.
Manlius Dan ben je nog wel even bezig.
Detlev Helaas.
Manlius Het was een ripdeal, en toen ik er wat van zei …
Detlev Wilden ze voor behanger spelen.
Manlius De behangers. We noemen ons De Behangers.
Detlev Hebben we de dope?
Manlius We hebben de dope.
Detlev Waar is het voor?
Manlius Laat dat maar aan mij over.
Detlev Och, zet even een shotje bij me.
Manlius Dat heb je wel verdiend.
Detlev Terwille van de vriendschap.
Manlius Dat is het beste wat er is.
Detlev Samen naar het front.
Manlius Er is maar één ding beter.
Detlev High worden?
Manlius De liefde, Detlev de liefde van je vrouw.
Detlev Oh, die.
Manlius Je weet het, hè, als je me nodig hebt, waarvoor het is maakt niet uit, ik doe het voor je.
Detlev Niet overdrijven, Manlius.
Manlius Ik zweer het.
Detlev Vraag eerst wat het is.
Manlius Ik vraag niets, ik doe het gewoon.
Detlev Dan zal ik goed nadenken voor ik wat vraag.
Manlius Zo ken ik je toch?
Detlev Het komt uit dat wij hier achter zitten.
Manlius Het is nu al algemeen bekend.
Detlev We moeten onderduiken.
Manlius Tot het bloed is opgedroogd.
Detlev Kan een tijdje duren.
Manlius We gaan een tijdje uit elkaar.
Detlev Waar ga jij heen?
Manlius Ik heb nog een koffer in Berlijn.
Detlev Zit ik in Marseille.
Manlius En je vrouw?
Detlev Meld haar mijn ontijdige dood.
Manlius Zal ze blij zijn.
Detlev Ik hoop het voor haar.
Manlius Effe dimmen, hè, jij bent blind in op Liesbeth, al jaren en jaren.
Detlev Ze is niet gelukkig.
Manlius Je ontijdige dood zal haar misschien gelukkig maken.
Detlev Als dat zou werken …
Manlius Je kunt het nu met je eigen ogen zien.
Detlev Ze jammert over haar bestaan. Geen inhoud zegt ze, geen zaak groter dan zijzelf, of zoiets, ik begrijp er helemaal geen snars van.
Manlius Ze heeft toch twee bloedjes van kinderen?
Detlev Twee najaarskatten zonder een greintje levenslust.
Manlius Dat maakt een moeder niet blij.
Detlev Ze is niet zoals een moeder.
Manlius Waar is Maximus?
Detlev Ik heb geen idee.
Manlius Hoe oud is hij nu?
Detlev Zestien. Ik kreeg dit fotootje van zijn pleegouders.
Manlius Zo, elegant, net een meisje.
Detlev Zo zijn jongens van zestien.
Manlius Wat doet hij?
Detlev Gymnasium. Beetje een bolleboos. Het is een sportman, hij is bezeten van wielrennen, hij rijdt op mijn oude racefiets 300 kilometer in de week.
Manlius Prachtig kind.
Detlev Dat is-ie.
Manlius Oké, ik verdonkeremaan het wapentuig, jij zit in Marseille maar niet heus en ik ben stenen gooien naar de politie op het Tahrirplein. En ik ga even bij Liesbeth langs.
Detlev Troost haar.
Manlius Dat wil je niet.
Scène 2
Manlius, Liesbeth
Liesbeth Ik kom bij jou, want jij weet er vast meer van.
Manlius Het is een klein gerucht.
Liesbeth Detlev is dood is een klein gerucht?
Manlius Niemand kan het bevestigen.
Liesbeth Waarom was jij zo moeilijk te vinden?
Manlius Ik ben naar je toegekomen.
Liesbeth Om mij kleine geruchten te vertellen.
Manlius Omdat ik er meer van weet.
Liesbeth Jij doet dingen, samen met Detlev?
Manlius Zaken. Wij zijn zakenlui.
Liesbeth Zakenlui gaan failliet.
Manlius Wij niet, hoor.
Liesbeth Wij gaan dood. Dat doen criminelen.
Manlius Dit gerucht wordt al te groot.
Liesbeth Waar is Detlev?
Manlius Ik kan je vertellen wat ik heb gehoord.
Liesbeth Laat horen wat je te vertellen hebt.
Manlius Het is beter dat je het niet weet.
Liesbeth Ik weet al dat jullie criminelen zijn.
Manlius Wij zijn dat niet in al onze betrekkingen.
Liesbeth Wij gaan er alleen maar dood aan.
Manlius Risico van het vak.
Liesbeth Iemand had iets tegen hem?
Manlius Zo is het. Onverdiend, dat zeg ik erbij.
Liesbeth Detlev stal van de rijken en gaf aan de armen?
Manlius Ja, nee, nou ja, Detlev was een gouwe jongen.
Liesbeth Ze hebben met hem afgerekend.
Manlius Helaas, ja, hij is de dans dit keer niet ontsprongen.
Liesbeth Waar is hij?
Manlius Dood. Liesbeth, zo dood als een pier.
Liesbeth Waar is zijn lichaam?
Manlius Gedumpt.
Liesbeth Zoals bij zijn geboorte.
Manlius Teruggekeerd in de schoot van moeder aarde.
Liesbeth Zijn moeder dumpte hem, bedoel ik. Hij is achtergelaten en bij vreemden opgegroeid.
Manlius Zoals zijn eigen zoon.
Liesbeth Die ken ik niet.
Manlius Een getalenteerde, veelbelovende jongeman, naar ik verneem.
Liesbeth Uit een klein gerucht?
Manlius Detlev bestreed op zijn manier de misdaad, als het ware van binnenuit. Je zou trots op hem moeten zijn.
Liesbeth Moeten gangsters niet voor elkaars familie zorgen?
Manlius Pardon?
Liesbeth Jij komt me mijn maandelijkse toelage brengen.
Manlius Je hebt teveel movies gezien.
Liesbeth Maar ik weet teveel. Moet je mij niet overhoop schieten?
Manlius Je vat de dood van de man nogal licht op.
Liesbeth Wat weet jij daarvan?
Manlius Ik zie geen tranen, ik hoor geen zuchten van de moeder van zijn kinderen.
Liesbeth Niet zolang ik zijn kinderen heb.
Manlius Hoe is het met ze?
Liesbeth Ze zijn ziek, ze worden het en ze zijn het net geweest.
Manlius Dat is droevig nieuws.
Liesbeth Ooit sprak men van dégénérés, thans van aanstellers die niet naar school willen.
Manlius Het is toch een schande.
Liesbeth Voor Detlev is het onverteerbaar dat hij twee van die kneusjes heeft verwekt. Lieve schatten, dat zijn het, al bijna engeltjes, maar je zou er wat voor geven om er bengeltjes van te maken.
Manlius Wie weet komt het nog goed.
Liesbeth En nu is hun vader vermoord.
Manlius Het is niet zeker.
Liesbeth Des te erger.
Manlius Je maakt een neerslachtige indruk, Liesbeth. Vertel eens wat eraan scheelt.
Liesbeth Als ik het wist, zou ik het dan aan jou vertellen?
Manlius Waarschijnlijk niet.
Liesbeth En ga jij mij vertellen waar jullie mee bezig zijn?
Manlius Ik dacht het niet.
Liesbeth Criminelen opruimen totdat de criminelen jullie opruimen.
Manlius Je cynisme treft me onaangenaam.
Liesbeth Minder onaangenaam dan kogels, hoop ik.
Manlius Je gedraagt je niet als een weduwe.
Liesbeth Dus is hij dood.
Manlius Dat moeten we wel aannemen, helaas.
Liesbeth Dood, gedumpt; gedumpt, geboren.
Manlius Je spreekt in raadsels, arme Liesbeth.
Liesbeth Er is altijd iets aan die man dat je niet weet.
Manlius Wist, Liesbeth, hij is er niet meer.
Liesbeth Hij kijkt voor zich uit, en je vraagt je af: is er iemand thuis, Detlev, wie ben je?
Manlius We zullen het nooit weten.
Liesbeth Ik weet het wel.
Manlius Wat weet je?
Liesbeth Een getekende is hij, van kindsbeen af aan.
Manlius Zo heb ik hem niet gekend.
Liesbeth Een vrouw kent haar man anders dan zijn wapenbroeder.
Manlius Soms zijn mannen liever bij hun wapenbroeder.
Liesbeth Omdat ze bang zijn van hun vrouw.
Manlius Kogels kunnen ze doden, Liesbeth.
Liesbeth De kogels zijn voor de anderen, denken ze, omdat ze compleet gestoord zijn.
Manlius Ik herinner me dat hij het daar weleens over had.
Liesbeth Zo willen ze ook in bed onkwetsbaar zijn, ze willen alleen maar man zijn, en slaan op de vlucht voor zichzelf.
Manlius Hij hield zielsveel van je, ik verzeker het je.
Liesbeth Daarom laat hij zich verrot schieten?
Manlius Het was een ongeluk.
Liesbeth Detlev schoot eerst, maar de dief was hem voor.
Manlius We zagen het gevaar te laat.
Liesbeth We moeten zijn zoon inlichten. Hoe heet hij?
Manlius Maximus.
Liesbeth Maximus? Klinkt viriel. Wat is het voor een jongen?
Manlius Ik heb alleen een fotootje van hem gezien. Gymnasiast, wielerfanaat, mooi haar, nogal meisjesachtig.
Liesbeth Zoek hem voor me.
Manlius Een eervolle opdracht.
Liesbeth Zeg dat ik hem zoek, om hem het erfdeel van zijn vader te geven.
Manlius Zijn erfdeel?
Scène 3
Manlius, Maximus
Manlius Maximus, jongen, kom eens hier, want ik heb nieuws over je vader.
Maximus Mijn vader?
Manlius Ik breng je zijn laatste groet.
Maximus Hij heeft daarna niemand meer gegroet?
Manlius Je zegt het.
Maximus Wat bent u van hem?
Manlius Zijn vriend.
Maximus Wat is er gebeurd?
Manlius Hij is dood.
Maximus Hij stuurt na zijn dood zijn vriend naar mij toe?
Manlius Je bent wantrouwig, en dat neem ik je niet kwalijk. Hij heeft niet naar je omgekeken toen hij leefde, maar ik zeg je: hij heeft jou niet in de steek gelaten, je bent van hem afgepakt.
Maximus Ik heb die mogelijkheid weleens overwogen.
Manlius Je bent een verstandige jongen.
Maximus Maar misschien nog niet geaccepteerd.
Manlius Hij was een goede vriend, en het spijt me dat je hem nooit hebt gekend.
Maximus Hebt u iets van hem, voor mij, behalve de hartelijke groeten?
Manlius Daar gaat zijn vrouw over.
Maximus Mijn tante Liesbeth?
Manlius Ze vraagt naar je.
Maximus Voor de nalatenschap.
Manlius Je erfdeel noemt ze het.
Maximus Zou ik daar benieuwd naar zijn?
Manlius Uit piëteit.
Maximus Ik hoor weleens iets, zoals dat gaat onder mensen die je na staan, maar die je nooit ziet.
Manlius Die een rol spelen in je leven, ook al weet je van niets.
Maximus Volgens mij is er veel meer dat je moet weten, maar nooit te horen krijgt.
Manlius Het zijn geheimzinnige krachten.
Maximus Er zijn helemaal geen krachten.
Manlius Heb je geen idee, dan, wat je erfdeel is?
Maximus U weet het?
Manlius Het zijn mijn zaken niet.
Maximus U kende mijn vader?
Manlius Als mezelf.
Maximus Is dat een aanbeveling?
Manlius Maar hij was beter dan ik.
Maximus De goeien gaan eerst, zegt men.
Manlius We hebben samen gediend bij de blauwhelmen in het voormalige Joegoslavië. Detlev was mijn pelotonscommandant. Eigenlijk waren we vreemden voor elkaar, totdat we een uitgemoord dorp moesten ontruimen en toen we de doden hadden begraven vlogen de granaten alweer over ons heen. We lagen hand in hand in een greppeltje, die band is altijd blijven bestaan. Hij zei: ‘Rustig, Manlius, jongen, die zijn niet voor ons.’
Maximus Met alle respect, meneer, maar wat deden jullie daar eigenlijk?
Manlius De regering had ons niet mogen uitzenden.
Maximus Mee eens.
Manlius Het burgerbestaan was niets voor ons. Toen we eenmaal goed en wel afgedankt, gedebrieft en eruit getrapt waren, konden we geen kant meer op. Je moeder had een beroerd leven met hem. Hij was met mij getrouwd, denk ik. We gingen erop uit om mensen die ons niet aanstonden mores te leren. Loverboys. Pooiers, verkrachters, daar hadden we het niet op. We ruimden er weleens eentje op, gewoon om terreur uit te oefenen.
Maximus Met welk recht?
Manlius Recht?
Maximus Jullie speelden eigen rechtertje.
Manlius We bewezen de mensen een goede dienst.
Maximus Jullie kennen alleen maar geweld.
Manlius We zijn veteranen.
Maximus Dat zegt mij niks.
Manlius Oké, we waren zelf niet vies van een dealtje links en rechts, maar relaxt, weet je wel, gewoon om er een centje bij te verdienen.
Maximus Jullie waren criminelen die deden alsof ze voor Robin Hood speelden.
Manlius Jouw toon bevalt me niet zo.
Maximus Veteranen die zich zogenaamd niet kunnen aanpassen, dat is een rationalisatie van jullie wangedrag.
Manlius Je bent verbitterd door het slechte gedrag van je vader jegens jouw persoon.
Maximus Ik stoor me aan deze puberale verhalen.
Manlius Dat kun jij als puber natuurlijk het beste weten.
Maximus Hoe is het met mijn tante Liesbeth?
Manlius Naar omstandigheden goed.
Maximus Zij heeft twee kinderen.
Manlius Dat is je dus toch ter ore gekomen?
Maximus Jongens, meisjes?
Manlius Twee jongetjes.
Maximus Hoe maken ze het?
Manlius Het zijn schatjes, maar er is iets met ze, niemand weet wat, het zal wel erfelijk zijn.
Maximus Zijn ze gehandicapt?
Manlius Nee, dat weer niet, maar ze zijn ziekelijk en de groei is eruit.
Maximus Wat verschrikkelijk.
Manlius Trek het je niet aan, je kent ze niet eens.
Maximus Het zijn mijn broers, ik wil ze heel graag leren kennen.
Manlius Met jou heeft je vader al zijn goede zaad verschoten, het is zonde dat ik het zeg, maar als je die bleekneuzen ziet, met die waterige oogjes, en dan dat eindeloze gehoest, dan word je gewoon niet goed.
Kom, jongen, zo erg is het niet. Ze hebben het leven nog, hun moeder dweept met ze. Haar man mist ze niet, maar kom niet aan haar jongens.
Maximus Dat is mooi van haar.
Manlius Het is een fantastische meid.
Maximus Ik ga zo gauw mogelijk naar haar toe.
Manlius Doe dat, en regel die zaak.
Maximus Welke zaak?
Manlius Je erfdeel, beste jongen.
Scène 4
Liesbeth, Maximus
Liesbeth Maximus, …
Maximus Mevrouw, …
Liesbeth Niet mevrouwen, ik ben de zuster van je moeder, ik ben je tante Liesbeth.
Maximus Lijkt u op mijn moeder?
Liesbeth Ik heb een foto voor je. Deze is van 20 jaar geleden.
Nou, wat zeg je. Lijk je op haar?
Maximus Dat zou ik niet kunnen zeggen?
Liesbeth En ik?
Maximus Als twee druppels water.
Liesbeth Ik ben ouder dan zij toen was.
Maximus Maar u bent nog heel jong.
Liesbeth Dat een jongen van 16 dat zegt …
Maximus Waar kan ik haar vinden?
Liesbeth Ik ben met je vader getrouwd, ze wil niets van me weten.
Maximus Heeft ze dat te kennen gegeven?
Liesbeth Nou, nee …
Maximus Het kan ook andersom zijn.
Liesbeth Jawel, dat kan …
Maximus Die meneer, Manlius, zei dat ik van mijn vader ben afgepakt.
Liesbeth Hij zal het ernaar hebben gemaakt.
Maximus In plaats van dat hij me in de steek heeft gelaten.
Liesbeth Ik ben er niet bij geweest.
Maximus Maar wat weet u?
Liesbeth Jouw moeder, mijn zuster, was heel jong, ze was smoorverliefd en ze kreeg een kind, maar dat bond haar man niet aan haar. Ze nam wraak door jou van hem te vervreemden.
Maximus En hij stond dat toe.
Liesbeth Wat kan een man doen voor zijn kind in dit land?
Maximus Heb ik me afgevraagd.
Liesbeth Zich hopeloos in de nesten werken, want iedereen is tegen hem. Ik ken gevallen …
Maximus En in ons geval?
Liesbeth Je vader was verstandig, hij liet je moeder met rust en wachtte af.
Maximus Intussen heb ik mijn moeder evenmin gekend.
Liesbeth Ben je boos op haar?
Maximus Dat zou ik wel willen, maar ik weet niets van haar af.
Liesbeth Nou, ze leek op mij, maar ze was anders dan ik.
Maximus Ik weet dat zij mijn vader hielp, met iets. Wat was dat?
Liesbeth Ach, ze hadden een kunstje geflikt en ze zaten vast. Drugssmokkel naar het Oostblok, ze wisten gewoon niet beter. Zij kwam naar Skopje met een zak geld, en daarmee kocht ze ze vrij. Ze verkocht haar handen voor die man.
Maximus U zou dat niet hebben gedaan?
Liesbeth De gelegenheid deed zich nog niet voor.
Maximus En toen?
Liesbeth Voordat ze thuis waren was ze al zwanger. Mijn ouders hadden iets tegen hem, en toen was ze volkomen van hem afhankelijk.
Maximus Wat was dan de aanleiding dat ze zich op hem wilde wreken?
Liesbeth Hij hield niet van haar.
Maximus Hij hield van u.
Liesbeth Op zijn manier.
Maximus En dat is?
Liesbeth Bezitsdrang, lieve jongen …
Maximus Maar van het bezit van mij kon hij afzien.
Liesbeth Het was een verstandig besluit.
Maximus Ik klaag niet. Mijn pleegouders dragen me op handen. En als ik net zo verstandig ben als wijlen mijn vader, dan maak ik mij niet druk om mijn afkomst, maar om mijn lotgenoten.
Liesbeth Wie zijn dat dan?
Maximus Mijn broers, mevrouw, uw zoons.
Liesbeth Dat is heel erg lief van je.
Maximus Hoe heten ze?
Liesbeth Klaas en Willem.
Maximus Ik heb cadeautjes voor ze meegenomen.
Liesbeth Een football. Dat zie ik ze nog niet doen. Een schaakspel. Dat is eerder iets voor ze.
Maximus Ik zal het ze leren.
Liesbeth Ze zullen dol op je zijn.
Maximus U neemt me mijn vragen niet kwalijk?
Liesbeth Je bent verfrissend direct en je zegt waar het op staat.
Maximus Ik heb er zoveel over nagedacht, ik ga zodoende weleens voorbij aan wat andere mensen denken en voelen.
Liesbeth Moet je niet meer weten over je moeder?
Maximus Misschien is het beter van niet.
Liesbeth Er is eigenlijk geen goed nieuws over haar.
Maximus Daar was ik al bang voor.
Liesbeth Drank, lieve jongen, en de rest van de witte en de niet zo witte poeders. Ze sprak zelf van bende: de bende.
Maximus Ik zal haar zoeken. Ik zal haar helpen.
Liesbeth Dronken en stoned te worden?
Maximus Desnoods.
Liesbeth Je bent een bijzonder kind.
Maximus Ik wil mijn moeder zien.
Liesbeth Je moet het zelf weten.
Maximus Waar zijn Klaas en Willem?
Liesbeth Ze zijn naar school, voor de verandering.
Maximus Ze hebben een zwakke gezondheid?
Liesbeth Ze groeien er nog wel overheen.
Maximus Ik ben zo benieuwd naar ze.
Liesbeth Je zult ze aanstonds zien.
Maximus Die vriend van mijn vader, …
Liesbeth Manlius.
Maximus Hij had het over mijn erfdeel.
Liesbeth Dat heeft hij dan van mij.
Maximus U hebt het hem gegeven?
Liesbeth Nee, het idee alleen al.
Maximus Het staat me niet aan.
Liesbeth Het idee, of het erfdeel?
Maximus Geen van beide.
Liesbeth Ik weet niet meer wat ik bedoelde.
Maximus Als het geld en goederen zijn wil ik er niets van weten.
Liesbeth Het waren niet van de slimme witwassertjes.
Maximus En u moet ook ergens van leven.
Liesbeth Ik werk op een advocatenfabriek, maak je over mij geen zorgen.
Maximus Dus wat is mijn erfdeel?
Liesbeth Manlius zou ook wel graag willen weten wat het is, vermoed ik, en dat is geen prettige gedachte.
Maximus Geef het aan hem, zijn we van hem af.
Liesbeth Dat zal niet gaan, als het erfdeel niet meewerkt.
Maximus Kan het daartoe worden bewogen?
Liesbeth Geen schijn van kans.
Maximus Ik weet niet of ik dit wil begrijpen.
Liesbeth Ik ben je erfdeel.
Maximus Als moeder van mijn broers?
Liesbeth Als vrouw.
Maximus Mijn vader is amper dood, en u …
Liesbeth Je vader heeft je voor mij bewaard.
Maximus Hoe kon u dat nou weten?
Liesbeth Intuïtie.
Maximus Ik voel hier helemaal niets voor.
Liesbeth Je speelde altijd al een rol in mijn leven.
Maximus Als stiefzoon.
Liesbeth Ik krijg je zuiver en onbedorven in mijn armen geworpen.
Maximus Overdrachtelijk gesproken.
Liesbeth Kom hier, en kus me.
Maximus Ik dacht het niet.
Liesbeth Het zal toch gebeuren, vroeger of later.
Maximus Het zal nooit gebeuren.
Liesbeth Ik kan wachten.
Maximus U hebt hulp nodig.
Liesbeth Het spijt me niet dat Detlev is omgelegd. Zijn dood is de enige hulp die ik nodig had.
Maximus U bent stapelgek.
Liesbeth Op jou,. lieve jongen, het is liefde op het eerste gezicht.
Maximus Het is ook om wat ik ben, de zoon van uw man, dat u opeens in vuur en vlam staat.
Liesbeth Daar is iets op tegen?
Maximus Daar is alles op tegen.
Liesbeth Dan is het echte liefde.
Maximus Van uw kant kunt u de rede laten varen terwille van uw gevoelens, maar ik beantwoord uw gevoelens niet.
Liesbeth Nog niet.
Maximus Ik zal niet vergeten wie ik ben, en u moet mij uit uw hoofd zetten.
Liesbeth Ga alsjeblieft niet weg. Laat me je veroveren. Weet je dan niet dat ik een vrouw van vlees en bloed ben, en dat ik je mijn liefde verklaar.
Maximus Ik weet dat heel goed en daarom ga ik er nu vandoor.
Liesbeth Ik kom je met de jongens bezoeken.
Maximus Voorlopig maar even niet.
Liesbeth Maar je wilt ze zien?
Maximus Ik kan wachten.
Liesbeth Ontneem me niet alles hoop.
Maximus Ik kan u hierin geen hoop geven.
Liesbeth De liefde leeft van hoop.
Maximus Leef dan met de liefde.
Liesbeth Jij bent heel vreemd.
Maximus Dit is ook een heel vreemde situatie.
Liesbeth Je zult de kracht van een vrouw nog voelen.
Maximus Ik ontken niet dat ik daar naar verlang.
Liesbeth Dan neem me, neem mij en mijn lot.
Maximus U nam mijn vader over van mijn moeder.
Liesbeth En nu neemt de zoon mij over van de vader.
Maximus Ik heb geen belangstelling.
Liesbeth Je vader vond mij beter dan je moeder.
Maximus Om te bezitten, zei u, omdat de ander zich zat te bezatten.
Liesbeth Laat mij je helpen.
Maximus U moet zelf geholpen worden.
Liesbeth Help me dan.
Maximus Ik ben niet de aangewezen persoon.
Liesbeth Ontloop me niet, ontloop me niet …
Scène 5
Liesbeth
Liesbeth Dat is geen jongen die een ander naar de mond praat.
Wat moet hij wel niet van me denken?
Hij loopt rond en denkt aan mij, een oud wijf dat hem aanrandt en dat heel vreemde dingen zegt.
Maar hij denkt, en hij praat niet over mij, want dat is te pijnlijk.
Wat kan ik voor hem doen?
Wat wil ik van hem?
Bezitten, trouwen, verzorgen, hem zijn broers geven, zijn enige verwanten behalve ik.
Wat is dan bezitten?
Wat is die liefde die geen rekening houdt met de gevoelens van een ander?
De liefde zoals die van mijn zuster, waarin ze zichzelf te gronde richtte?
Alleen haar eigen gevoelens telden, en toen die niet werden beantwoord stond ze voor een afgrond.
Ik ben de moederkloek geworden, en ik heb ook gekregen wat ik verdiende; een rustig huwelijk met wederzijds respect.
Verwachtingen van de toekomst, hoop op betere tijden, had ik net als een ander, maar ik deed er niets voor.
Ik hoefde ook alleen maar te wachten tot ik voor het eerst in het volle zonlicht zou komen te staan door dit verbond aan te gaan met het onmogelijke.
Ik schik me in het lot van een doorgegeven vrouw, aan de man voor wie ik ben bestemd.
Hij is mijn zusters schoonheid en haar hartstocht die ze voor mij heeft voortgebracht.
Ik zal voor hem zijn wat zij niet was, zijn vrouw, zijn minnares.
Nu heb ik tenminste een lot, iets mooiers kan ik me niet wensen.
Ik zal het omarmen, met overleg en met verstand.
Scène 6
Liesbeth, Manlius
Manlius Ik ben niet in de wieg gelegd voor postiljon ‘d amour.
Liesbeth Je wordt er meestal op uit gestuurd om de boel overhoop te schieten.
Manlius Kogeltjes met namen erop.
Liesbeth Je hoeft de boodschap niet op je lichaam te schrijven.
Manlius De jongen is wantrouwig.
Liesbeth Overtuig hem van mijn goede bedoelingen.
Manlius Is dat jou dan niet gelukt?
Liesbeth Hij moet wennen aan het idee.
Manlius Ik ook, trouwens.
Liesbeth Het is niet anders dan toen ik de plaats van mijn zuster innam.
Manlius Zo eer je de nagedachtenis van je man?
Liesbeth Zo sluit ik een noodlottige kring.
Manlius Ik gruw hiervan.
Liesbeth Hij is van mij, ik ben van hem.
Manlius Er zijn andere manieren om aan die notie invulling te geven.
Liesbeth Anders dan wat?
Manlius Een liefdesrelatie.
Liesbeth Ook liefdesrelaties zijn er in soorten.
Manlius Ik werk hier niet aan mee.
Liesbeth Jij die zo listig bent, jij die de doden bij bosjes van straat raapte, die neerschiet wat je niet aanstaat en neer hakt wat je in de weg staat …
Manlius Ik deins hiervoor terug, ja.
Liesbeth Je hebt mij destijds gehaald, voor Detlev, zijn goede vader, was ik toen niet mijn zusters zuster?
Manlius Dat was sororaat, nu is het incest.
Liesbeth Je kent de termen beter dan ik.
Manlius Ik dacht er niet bij na.
Liesbeth Dat is nu ook niet nodig, met verstand heeft het niets te maken.
Manlius Dat zie ik duidelijk in.
Liesbeth Je kunt niet tegen de hogere bestemming ingaan, en wat je voor mij doet is niet jouw verantwoordelijkheid.
Manlius De jongen zal ervoor terugdeinzen.
Liesbeth Dat is niet gezegd.
Manlius Denk aan Detlev.
Liesbeth Detlev is dood.
Manlius Aan zijn nagedachtenis.
Liesbeth De dood bevrijdt van de huwelijksband.
Manlius Het blijft incest.
Liesbeth Racistisch vooroordeel dat hier geen rol speelt.
Manlius Het speelt de hoofdrol.
Liesbeth Dus je begrijpt me heel goed.
Manlius Je doet alsof je opeens een hoger individu bent geworden.
Liesbeth Een nederige dienares van een hogere macht.
Manlius Ik heb hier niets mee.
Liesbeth Ik vind het geweldig.
Manlius Heb je daar de jongen voor over?
Liesbeth De jongen moet een kans krijgen om het te begrijpen.
Manlius Heb je hem zijn erfdeel gegeven?
Liesbeth Aangeboden, maar hij heeft het nog niet aangenomen.
Manlius Ik doe dit tegen beter weten in.
Liesbeth Wat jij vindt is onbelangrijk.
Scène 7
Manlius, Detlev
Manlius Het verdriet zal haar naar het hoofd zijn gestegen.
Detlev Verdriet om mij?
Manlius Niet waarschijnlijk.
Detlev Ze zegt dat ze iets te vergeven heeft?
Manlius Ze heeft de machtigingen.
Detlev En een Verklaring van erfrecht.
Manlius Zonder overlijdensverklaring?
Detlev Ik kom er niet meer uit.
Manlius Misschien wordt het tijd dat jij weer eens opduikt.
Detlev Ik ben toch benieuwd wat ze bedoelt.
Manlius Bij vrouwen kom je er nooit achter.
Detlev Dus, Maximus heeft haar bezocht.
Manlius Ze heeft hem de stuipen op het lijf gejaagd.
Detlev Liesbeth?
Manlius Ze is veranderd.
Detlev Een vrouw die er alleen voorstaat, is sterker dan een man.
Manlius Ze deelt bevelen uit, ze heeft het over hogere machten, je wordt er onpasselijk van.
Detlev Wat zegt Maximus?
Manlius Hij moet niets van haar hebben.
Detlev Ik ben benieuwd naar hem.
Manlius Ik waarschuw je …
Detlev Voor een jongen van 16?
Manlius Hij zal je terugkeer in het land der levenden niet onverdeeld gunstig ontvangen.
Detlev Is er iets gebeurd tussen die twee?
Manlius Het lijkt erop.
Detlev Liesbeth een sterke vrouw? Een hogere macht? Een verloren zoon? Dit reikt naar overspel, Manlius.
Manlius Het stinkt ernaar.
Detlev Hoe lang ben ik al dood, en ze heeft al een andere man.
Manlius Het is maar een jongen.
Detlev Hij is mijn zoon.
Manlius Je moet hem leren kennen.
Detlev Liesbeth in de armen van Maximus …
Manlius Wie zal het zeggen.
Detlev Ik zie het voor me.
Manlius Helaas …
Detlev Het is logisch, het is begrijpelijk.
Manlius Het is tegen de natuur.
Detlev Het is de natuur.
Manlius Er moet een eind aan worden gemaakt.
Detlev Breng me naar hem toe.
Scène 8
Detlev, Maximus
Detlev Weet jij wie ik ben?
Maximus Iemand die zich uitgeeft voor mijn vader.
Detlev Ik ben je vader.
Maximus Waaraan zal ik je herkennen? Aan kogelgaten in je borst?
Detlev Ik moest onderduiken.
Maximus Je vrouw houdt je ook voor dood.
Detlev Het was even nodig.
Maximus Maar nu niet meer.
Detlev Je verbittering treft me onaangenaam.
Maximus Dat is dan jammer.
Detlev Vanaf nu wordt alles anders.
Maximus Dat is het al een tijdje.
Detlev Ik zal je naar je broers brengen.
Maximus Dat is me al eens eerder beloofd.
Detlev Wie kan jou dat beloven?
Maximus Hun moeder.
Detlev Ze heeft dat niet waargemaakt?
Maximus Nog niet.
Detlev Waarom niet?
Maximus Geen tijd, misschien.
Detlev Wat vond je van haar?
Maximus Ik was benieuwd naar haar omdat ze, zegt men, op mijn moeder lijkt.
Detlev Qua uiterlijk, zeker.
Maximus Was mijn moeder ook zo vreemd?
Detlev Je moeder was vreemd, maar Liesbeth is de normaalste vrouw ter wereld.
Maximus Ik kan dat niet beamen.
Detlev Was ze geëmotioneerd?
Maximus Nogal, ja.
Detlev Vanwege mijn dood?
Maximus Daarover heeft ze het niet gehad.
Detlev Ach, waarom verwondert me dat niet?
Maximus Ze maakte mij het hof.
Detlev Het hof maken? Hoe kom jij aan zulke archaïsche uitdrukkingen?
Maximus Ze verklaarde mij haar liefde.
Detlev En je vond haar aantrekkelijk.
Maximus Ja, jazeker.
Detlev Dat oude wijf?
Maximus Ik zag een vrouw die wat ouder is dan ik.
Detlev Tjonge, die Liesbeth, die is veranderd.
Maximus Ze zei: ‘Ik ben je erfdeel.’
Detlev Waar Manlius zo nieuwsgierig naar is, hahaha.
Maximus Vader?
Detlev Ja, mijn zoon …
Maximus Ik zie geen geest?
Detlev Ik ben van vlees en bloed, kom in mijn armen.
Maximus Ik kan je voelen, eindelijk, mijn eigen vader.
Detlev Heb je een goed leven?
Maximus Beter kan ik me niet wensen.
Detlev Ik zal mijn leven beteren en een goede vader zijn.
Maximus Het maakt me niet uit wat je bent, je bent gewoon mijn vader.
Detlev Ik zou willen dat je goed over me dacht.
Maximus Maar dat doe ik al.
Detlev Vertel eens?
Maximus Nou, een avontuurlijk ingestelde man, nooit helemaal volwassen geworden, die in het criminele circuit is terechtgekomen; een ladiesman, die zich nooit helemaal heeft gegeven, een man die een zoon nodig heeft om zichzelf te vinden.
Detlev En jij bent die zoon?
Maximus Mijn broers en ik.
Detlev Wat een heerlijke gedachte.
Maximus Dan kunnen we proberen een normaal gezin te zijn.
Detlev Je bent wel heel jong, dat je deze dingen weet.
Maximus Ik ben een kind zonder zijn vader en moeder, en die denkt veel na over hoe dat zit.
Detlev Mijn jongens zullen dol op je zijn.
Maximus Ik ben al dol op ze.
Detlev Maar nog even die kwestie met Liesbeth.
Maximus Ik vind het nogal pijnlijk.
Detlev Hoe beoordeel je haar?
Maximus Een vrouw, met een onvervuld verlangen, die wat zoekt, maar zoals zoveel mensen niet weet wat. Een toegewijde vrouw die twijfelt aan de zaak waaraan ze zich heeft gegeven, die opeens losbreekt uit haar oude gewoontes en voor haar karakter een betere zaak vindt.
Detlev En dat door mijn dood?
Maximus Een zachte dood, vader, waaruit men verkwikt opstaat, en de wereld beter terugvindt dan men haar achterliet.
Detlev Je bent zeker een vreemd kind.
Maximus Niet vreemder dan een volwassen kerel die zich een tijdje voor dood laat doorgaan.
Detlev Daar had ik een goede reden voor.
Maximus Mag ik die weten?
Detlev We hadden een klusje, daar vielen links en rechts een paar slachtoffers, die vrienden hebben.
Detlev Je was niet bang dat die vrienden misschien met je vrouw wilden praten over het een en ander?
Detlev Ik vind deze kritiek niet aangenaam.
Maximus Je daden hebben gevolgen.
Detlev Ja, en?
Maximus De daden zijn niet onvermijdelijk.
Detlev Daar weet jij niets van.
Maximus Van deze daden wil ik niets weten.
Detlev Jij vind jezelf wel heel goed, hè?
Maximus Ik zie het nalaten van wandaden niet als een verdienste.
Detlev Ik zie het goede doen wel als een verdienste.
Maximus Wat is het goede?
Detlev Jij moet dominee worden.
Maximus Kun je misschien antwoord geven.
Detlev Voor jezelf opkomen, niet over je heen laten lopen, je niks af laten pakken en erop afgaan als het je niet aanstaat.
Maximus Ik kan daar een heel eind in meegaan.
Detlev Maar niet tot aan de laatste halte?
Maximus Er zijn verschillende manieren waarop je dat kunt doen.
Detlev Ik doe het op de mijne.
Maximus Daar wil ik niets van weten.
Detlev Je kunt mij niet veranderen.
Maximus En ik zal je niet volgen.
Detlev Jongen, dat wil ik immers niet. Eentje zoals ik is er al eentje teveel, dat weet ik ook wel, want spijt dat heb ik nou eenmaal niet.
Maximus Jullie zijn de beste mensen van de wereld, want jullie kunnen geen onrecht zien, maar er is een stuk uit jullie weg waardoor jullie je eigen daden niet meer kunnen wegen.
Detlev Het zij zo, mijn zoon.
Maximus Weet je ook waar mijn moeder is?
Detlev Ik ben haar uit het oog verloren.
Maximus Wat is zij voor een vrouw?
Detlev Ik had gehoopt dat jij me dat kon vertellen.
Maximus Ik weet niets, ik zie wat beelden, ik voel wat in mijn hart.
Detlev Het is een gelukkige zoon die zijn moeder niet kent.
Maximus Ik zie een jonge vrouw, bewegelijk, intelligent, die zich overgeeft aan gevoelens voor een man en zich erdoor laat leiden, maar die ontdekt dat ze alleen is omdat het object van haar gevoelens een vreemde voor haar is.
Detlev Zij verweet mij dat.
Maximus Het was haar verblindheid.
Detlev Een ander blijft altijd een vreemde?
Maximus Een ander is zichzelf.
Detlev Ik zie haar weer voor me, je lieve moeder, ze vrat me op met huid en haar. Er was geen huis mee te houden. Wat was dat kreng jaloers! Ik had geen deel van leven.
Maximus Ze gunde mij niet aan mijn vader?
Detlev Zo was het.
Maximus Het wordt nu misschien tijd dat je je meldt bij Liesbeth, en alles in het reine brengt.
Detlev Dat komt voor elkaar.
Scène 9
Detlev
Detlev Die stuurt mij om een boodschap.
Beste Liesbeth, daar ben ik weer!
Mijn zoon stuurt me uit de onderwereld naar je toe, wees getroost want hij denkt aan je.
Mijn bloed kookt van de brutaliteit van dat jong.
Hij voelt zich beter dan een ander, alleen omdat hij jong is, want zo is de jeugd.
Het is een typische streek van zijn moeder om mij zo’n zoon te geven.
Dat redelijke van die knaap is onuitstaanbaar.
Ik maak hem van kant.
Maar niet overhaast. Laat ik het verifiëren.
Heeft hij zich vergrepen aan Liesbeth, of vertelt hij de waarheid?
Hij spreekt met eerbied over haar, nota bene een oudere vrouw, daar zit wat achter of ik ken de mensen niet.
En dan Liesbeth, die zich tot erfdeel verheft zonder dat ik haar bij testament heb vermaakt.
Wat bezielt haar?
Is dit soms een staaltje van haar ijzeren logica?
Maar zij werd afgewezen.
Liefde verkeert in haat als zij wordt versmaad.
Ik weet er alles van.
We zullen zien hoe ze zich houdt.
Scène 10
Liesbeth, Detlev
Liesbeth Je kon niet zelf komen om mij in te lichten?
Detlev Ik stuurde mijn vertrouweling vooruit.
Liesbeth Om die vreselijke Manlius op me af te sturen, eerst om je af te melden, daarna om je weer aan te melden.
Detlev Ik wilde je niet laten schrikken.
Liesbeth Dat de dood je niet heeft veranderd is geen doodschrik?
Detlev Het was voor iedereen het beste.
Liesbeth Weet jij wel wat je hebt losgemaakt?
Detlev Ik keer terug om daarvan het fijne aan de weet te komen.
Liesbeth Als alle doden dat konden moest het erfrecht worden herzien.
Detlev Niet van toepassing, ik ben niet dood geweest.
Liesbeth In wiens beleving was dat?
Detlev In de mijne, wat dacht je dan?
Liesbeth Je had voor mij niets geregeld. Ik stond er alleen voor, met Manlius, die vuile gluiperd.
Detlev Ik vertrouw hem volkomen.
Liesbeth Dat is jouw zaak, ik zeg: hij is gevaarlijk.
Detlev Voor jou misschien.
Liesbeth Detlev, onze verhouding is radicaal veranderd.
Detlev In welk opzicht?
Liesbeth Hou je niet van den domme.
Detlev Jij hebt iets uitgevreten met mijn zoon, meneertje Maximus, de wijze, de gladprater, die jou tegen mij heeft opgezet.
Liesbeth Daar weet ik niets van.
Detlev Je bent een verhouding met hem begonnen.
Liesbeth Als het aan mij lag, maar hij wilde niet.
Detlev Je hoeft hem niet in bescherming te nemen.
Liesbeth Detlev, je bent jaloers.
Detlev Ik kom op voor mijn bezit.
Liesbeth Dat door je ontijdige dood was overgegaan in andere handen.
Detlev Je was een weduwe die al met een ander in bed lag toen het lijk van je man nog warm was.
Liesbeth Dat is allemaal onzin, Detlev.
Detlev Dat jij mijn vrouw bent?
Liesbeth Dat jij dood was.
Detlev Dat was een verstandige, tactische wending in een levensgevaarlijke confrontatie.
Liesbeth Jij denkt dat doe ik even, ben ik even dood, dat is voor niemand een probleem, als ik maar safe zit.
Detlev Voor jouw bestwil, Liesbeth, zie je dat dan niet in?
Liesbeth Ik heb part noch deel aan dat criminele leventje van jou.
Detlev Je eet ervan.
Liesbeth Mijn honger is over.
Detlev Ik zie hier geen reden voor een echtscheiding.
Liesbeth Ruim me maar uit de weg. Ik ben je overspelige echtgenote die een andere man het hof maakte toen je dood was. Leg het de rechter maar uit, dan zegt hij: ‘Detlev, wat een gemene meid, je hebt groot gelijk, maak haar alsjeblieft van kant, en doe het snel.’
Detlev Misschien doe ik dat wel.
Liesbeth Daarvoor ben ik immers je bezit.
Detlev Bezit is heilig.
Liesbeth Wat is dan dat bezitten?
Detlev Wettig verkregen eigendom, beschermd door de zeden en gewoonten en de geheiligde gebruiken, onvervreemdbaar, op vertrouwen gebaseerd …
Liesbeth En de liefde?
Detlev Wat heeft liefde ermee te maken?
Liesbeth Wat is bezit in de liefde?
Detlev Exclusieve sexuele rechten.
Liesbeth In bed elkaar omhelzen is bezitten?
Detlev En overspel is diefstal.
Liesbeth De doden bezitten niets meer, behalve het erfrecht dat ze vermaken aan hun kinderen.
Detlev Dus als jij met mijn erfgenaam het bed deelt, is het bezit wettig overgedragen?
Liesbeth Door je welwillende, zelfgekozen dood.
Detlev Dat is haarkloverij.
Liesbeth Een omhelzing is een geschenk, Detlev, je hebt me zo aangenomen en doorgegeven aan je zoon.
Detlev Probeer jij mij gek te maken?
Liesbeth Je zoon weigert het erfstuk.
Detlev Moet ik dat geloven?
Liesbeth Een vrouw als ik is in zijn ogen een bejaarde.
Detlev Jij kunt elke man krijgen die je hebben wilt.
Liesbeth Ik werd vermaakt aan jou om mijn zuster te remplaceren.
Detlev Ik zie in dat jij niet blij bent mij terug te zien.
Liesbeth Wij hadden een verstandshuwelijk op basis van afspraken tussen families.
Detlev En die afspraken kom je na door met Maximus een relatie te beginnen.
Liesbeth Dat is achteraf geredeneerd de bedoeling geweest, maar niet voordat ik hem had gezien.
Detlev Dit is orakeltaal.
Liesbeth Je hebt hem toch zelf gezien.
Detlev Nou, en?
Liesbeth Hij is toch geweldig.
Detlev Hij draait iedereen een rad voor ogen.
Liesbeth Het was liefde op het eerste gezicht.
Detlev Er kan niets van zijn!
Liesbeth Wat mij betreft, hij zag het anders.
Detlev Ik weet genoeg. Dat de doden niet meer ontwaken is een weldaad van de voorzienigheid.
Liesbeth Jij hebt nooit geleefd, dood ben je altijd al geweest.
Detlev Je doet me opeens sterk aan je zuster denken.
Liesbeth Laat haar erbuiten.
Detlev De liederlijke moeder van een incestueuze echtbreker.
Liesbeth Jij laat Maximus met rust.
Detlev Als hij mij met rust laat, en dat zie ik niet gebeuren.
Liesbeth Het is nog maar een jongen.
Detlev Je pleit voor hem?
Liesbeth Ja, natuurlijk.
Detlev Je liegt alles bij elkaar om hem te beschermen. Dat deed je niet als er niets was gebeurd.
Liesbeth Hij zal het je zelf zeggen.
Detlev Dat heeft hij al gedaan.
Liesbeth Wat zei hij?
Detlev Hij sprak over je als over een bejaarde die hem aanrandde.
Liesbeth Dat lieg je.
Detlev Een jongen van 16 en een vouw van in de 30 dat gaat nu eenmaal niet samen.
Liesbeth Je bent een bekrompen crimineel.
Detlev Ik heb tenminste gevoel voor orde.
Liesbeth Naar het blijkt, met je sexistische vooroordelen en je respectloze houding inzake de dood.
Detlev De dood is een nieuw begin, zegt men.
Liesbeth De voltooiing van een godvruchtig leven, zeggen anderen.
Detlev Ik zal me gedragen als een dode.
Liesbeth Je hebt nooit anders gedaan.
Detlev Ik zal deze smaad uitwissen met bloed.
Liesbeth Ik ben er klaar voor.
Detlev Jij moet aan je kinderen denken.
Liesbeth Laat dat aan mij over.
Detlev Ik kan dit allemaal niet begrijpen.
Liesbeth Laat mij het je dan zeggen.
Detlev Jij geeft mij geen opdrachten.
Liesbeth Jij blijft hier bij mij, en je blijft van Maximus af.
Detlev Maak dat je wegkomt.
Scène 11
Liesbeth, Maximus
Liesbeth Maximus. Je moet naar me luisteren.
Maximus Omdat ik je niet wil horen?
Liesbeth Je vader is terug.
Maximus Ik heb hem gesproken, dood of levend of geen van beiden.
Liesbeth Hij is ontsticht.
Maximus Ik heb er niets van gemerkt.
Liesbeth Blijf staan zeg ik, en luister naar me.
Maximus Snel een beetje, ik heb haast.
Liesbeth Zei jij over mij dat ik een bejaarde ben die je heeft aangerand?
Maximus Dat is toch niet zo?
Liesbeth Heb je dat gezegd?
Maximus Natuurlijk niet.
Liesbeth Detlev zegt van wel.
Maximus Het staat u vrij hem te geloven.
Liesbeth Kan het je dan niets schelen?
Maximus Mijn woord is genoeg.
Liesbeth Ik weet het, ik wil je geloven.
Maximus Bent u klaar?
Liesbeth Wij moeten vluchten.
Maximus Goed. Welke kant gaat u op?
Liesbeth Zodat jij de andere kant op kunt gaan?
Maximus Dat is het idee.
Liesbeth Wie zorgt er dan voor je?
Maximus Er is voor mij gezorgd, mevrouw.
Liesbeth Toen je moeder je dumpte.
Maximus Beste wat ze heeft gedaan.
Liesbeth Ik begin het te geloven.
Maximus Alleen de dood heeft mij weer bij jullie betrokken, en zelfs dat was niet echt.
Liesbeth De dood zal je van ons wegrukken.
Maximus De zaak van het erfrecht is vervallen door de vermeende terugkeer van mijn vader.
Liesbeth Hij heeft een lelijk en jaloers karakter, en ik ben bang voor wat hij je zal aandoen.
Maximus Ik neem uw waarschuwing ter harte, maar het zal wel loslopen.
Liesbeth Jij weet niet hoe die mensen zijn.
Maximus U wist het wel en hebt mij er toch bij betrokken.
Liesbeth Ik was voor je bestemd, je persoon deed de rest.
Maximus Ik wil er niets over horen.
Liesbeth Ben ik niet goed genoeg?
Maximus U moest beter weten dan dat te vragen.
Liesbeth Hoe kan ik mijn liefde tonen?
Maximus U toont uw liefde, mevrouw, maar ik beantwoord uw liefde niet.
Liesbeth Ik zal alles voor je doen.
Maximus Dat hebt u gedaan, er is niets meer over.
Liesbeth Als er iets met je gebeurt dan overleef ik dat niet.
Maximus Er gebeurt niets met me
Liesbeth Beloof je het?
Maximus Ik beloof het.
Liesbeth Dat kun je niet beloven.
Maximus Wees gerust en laat mij gaan.
Liesbeth Vertel nooit iemand waar je van houdt, een ander hoort het namelijk en hij gaat het kapotmaken.
Scène 12
Detlev, Manlius
Manlius Ik heb het niet gehoord!
Detlev Ruim dat joch uit de weg.
Manlius Ik hoor het niet!
Detlev Je zou alles voor me doen.
Manlius Je zou erover nadenken, als ik dat vroeg.
Detlev Vraag me erover na te denken.
Manlius Denk erover na.
Detlev Ruim dat joch uit de weg.!
Manlius Dat doe ik niet.
Detlev Dan doe ik het zelf wel.
Manlius Jij blijft hier.
Detlev Mijn bloed kookt in mijn aderen zolang hij de lucht bevuilt met zijn adem.
Manlius Dit gaat weer over.
Detlev Over zijn lijk.
Manlius Je bent jezelf niet.
Detlev Ik heb mezelf gevonden, in het graf heb ik de mensen leren kennen.
Manlius Liesbeth draait wel weer bij. Weet jij wat een mens doet in zijn smart? Ze klampte zich vast aan de eerste de beste.
Detlev De eerste de beste was mijn zoon.
Manlius Die je niet eens zou hebben herkend op straat.
Detlev Maar nu zie ik hem overal.
Manlius Geef dat stinkwijf een pak op haar lazer, besteed wat aandacht aan haar, dan is het zo weer vergeten.
Detlev Ik voel me niet veilig in mijn eigen huis.
Manlius Bang voor een jongen van 16?
Detlev Van mijn eigen vrouw …
Manlius Deze wederopstanding is geen succes.
Detlev Ik dacht er niet aan dat ik dood was, het zei me gewoon helemaal niks.
Manlius Het is ook niks.
Detlev Ik ga hem overhoop schieten.
Manlius Ik verbied het je.
Detlev Dan scheiden hier onze wegen.
Manlius Dat is het niet waard.
Detlev Volgens mij denk jij aan iets.
Manlius Ik, denken?
Detlev Jij hebt iets voor.
Manlius Ik ben hier als je vriend.
Detlev Doe dan als een vriend.
Manlius Een vriend ontraadt je deze wandaad.
Detlev Doe jij het dan voor me.
Manlius Ik heb betere mensen vermoord, voor minder.
Detlev Je helpt mij ermee.
Manlius Onder protest.
Detlev Je lijkt wel een minister.
Manlius Van een oorlogskabinet.
Detlev Ga ten oorlog!
Manlius Ik wil een officiële opdracht met redenen omkleed.
Detlev Schiet Maximus dood omdat hij mijn vrouw heeft aangerand toen ik dood was.
Manlius De aanranding is onbewezen.
Detlev Zo dan: schiet Maximus dood omdat hij een liefdesrelatie heeft onderhouden met mijn vrouw toen ik dood was.
Manlius De liefdesrelatie is onbewezen.
Detlev Zo dan: schiet Maximus dood omdat mijn vrouw hem haar liefde heeft verklaard.
Manlius Dat is hem.
Scène 13
Manlius, Maximus
Maximus Mijn tante waarschuwde mij voor u.
Manlius En terecht.
Maximus Wat gaat u doen?
Manlius Ik wil met je praten.
Maximus U zoekt iets.
Manlius Hoe kom je daarbij?
Maximus Uw belang in deze zaak is onduidelijk.
Manlius Ik ben je vaders beste vriend.
Maximus U wilt het erfdeel.
Manlius Ik weet van geen erfdeel af.
Maximus Ik raad u aan er niet naar te zoeken.
Manlius Waarom niet?
Maximus U zou het kunnen vinden.
Manlius Jij houdt jezelf voor heel wijs, nietwaar?
Maximus Dat zijn projecties.
Manlius Ik zal open kaart met je spelen.
Maximus Ik doorzie u anders ook wel.
Manlius Je bent ontzettend irritant.
Maximus Jullie hebben een oorlog mee naar huis genomen.
Manlius Wij deden iets voor ons land.
Maximus Jullie denken dat jullie dat zijn blijven doen.
Manlius Dit is de waardering die een veteraan ten deel valt.
Maximus Zie het als een debriefing.
Manlius Je pleit voor je leven, ik waardeer dat.
Maximus Mijn vader komt niet zelf?
Manlius Het is een vriendendienst.
Maximus Als ik nu zelf eens voor stokstaartje ging spelen?
Manlius Te laat.
Maximus Wij kunnen geen deal sluiten?
Manlius Wat bied je?
Maximus Wat u zoekt.
Manlius Maar wat jij voor mijn eigen bestwil niet wilt vertellen.
Maximus U zult het nooit weten als u mij vermoordt.
Manlius Slimme jongen, ik waardeer dat.
Maximus Ik heb geen waardering voor de invulling van uw zogenaamde vriendschap.
Manlius Wat weet jij daarvan?
Maximus Jochies aan het front, worden in de pan gehakt door een superieure tegenstander, echte soldaten namelijk, ze blazen beschaamd de aftocht, maar ondertussen is er iets met ze gebeurd, ze herkennen zichzelf niet meer, maar ze houden elkaar nog steeds krampachtig vast.
Manlius Smerige, kleine rat, ik zal je vermorzelen.
Maximus Een ongewapende tegenstander te lijf gaan, dat is jullie compensatie voor jullie peilloze onmacht op het slagveld.
Manlius Wij werden er voor ons nummer naartoe gestuurd.
Maximus Dat ontslaat je niet van de plicht na te denken over wat er met je gebeurt.
Manlius Waaruit blijkt dat we dat niet hebben gedaan?
Maximus Het is nooit te laat ermee te beginnen.
Manlius Ik krijg dat erfdeel ook wel zonder jouw hulp.
Maximus En als het erfdeel niet meewerkt?
Manlius Erfdelen hebben niks te willen.
Maximus Uw beste vriend moet sterven om het aan iemand te vermaken.
Manlius Ik krijg het zo ook wel.
Maximus U kent mijn tante Liesbeth?
Manlius Helaas, ja.
Maximus Zij is het erfdeel. U mag haar hebben.
Manlius Klein stuk ellende dat je bent, dat lieg je.
Maximus Laat mij gaan.
Manlius Geen sprake van.
Maximus Ik wil haar niet, u wilt haar niet, we vinden het allebei niks, laten we erover ophouden.
Manlius Ik heb mijn woord gegeven.
Maximus Dan doe uw woord gestand.
Scène 14
Liesbeth, Detlev, Manlius
Detlev Het is gedaan?
Manlius Het is gedaan.
Detlev Hoe ging het?
Manlius De gebruikelijke verbazing.
Detlev Het zal niet.
Manlius Maar hij was gelaten.
Detlev Mijn zoon, hoe hield hij zich?
Manlius Volgens mij zag hij dingen …
Detlev Neurologisch te verklaren.
Manlius Ik had het wel willen zien.
Detlev Veel bloed?
Manlius Nou, nee.
Detlev Hij heeft niet geleden?
Manlius Ik hoop het niet.
Liesbeth Stelletje mongolen!
Manlius Jij hebt dit op je geweten.
Detlev Jij hebt mij hiertoe gebracht.
Liesbeth Wat zag hij?
Manlius Hij bewoog zijn hand voor zijn ogen, alsof hij ergens in greep.
Detlev Fascinerend.
Manlius Het was heel mooi.
Detlev Ooit zien wij het ook.
Manlius Je bent tevreden?
Detlev Helemaal gerust, ik dank je, mijn vriend.
Manlius Tot je dienst.
Detlev Zei hij nog wat?
Manlius Hij maande mij tot nadenken over mijn oorlogsverleden.
Liesbeth Dan was hij hier de enige met verstand.
Manlius Het was neerbuigend gedrag.
Detlev Hij wilde zich eruit praten.
Manlius Is hem niet gelukt.
Liesbeth Jullie hebben gevochten om de vrijheid van een kind, om hem te vermoorden.
Detlev Er zijn er nog genoeg over.
Manlius Het was gerechtigheid.
Liesbeth Van de zich benadeeld voelende partij, die recht was en beul tegelijk.
Detlev Zo werken wij.
Manlius Zo gaat het tenminste snel.
Detlev Denk jij nou maar aan je eigen kinderen.
Manlius Dat had je de hele tijd moeten doen.
Liesbeth Wat hebben zij als hun broer niet veilig is?
Detlev Jij moet je hoerige, overspelige kop dichthouden, want anders zal ik je de mond eens snoeren.
Liesbeth Doe dat eens, in vredesnaam, want hier komt anders geen einde aan.
Detlev Ik wou dat ik die wijven nooit had gezien.
Liesbeth Ik zal jou vertellen wat je dan had.
Detlev Je maakt me echt heel nieuwsgierig.
Liesbeth Nog steeds niets, want je bent alleen maar een werktuig, dat niet denkt voor zichzelf.
Afgunst, haat en minachting voor mensen die beter zijn dan jezelf, zelfs als het je eigen zoon is.
Zo leeg ben je dat je tevreden bent als de wereld leeg is, want dat herken je tenminste.
En voor mij is de wereld vol met gekken zoals jij, die het enige goede dat een ander heeft met plezier naar de vernieling helpen.
Detlev Wat was dat dan, wat jij had?
Liesbeth Ik was jou kwijt, en je gaf me iets goeds.
Detlev Je beweert anders dat hij niets van je moest hebben.